Acts 17:29-31
62) de Godheid Of, het goddelijke wezen. 63) mensenkunst Grieks snijding, of gravering der kunst; dat is, dat door de kunst der mensen gesneden of gegraveerd is, gelijk de beelden en afgoden der heidenen waren. 64) onwetendheid Namelijk als zij den waren God niet kenden. 65) overzien hebbende, Namelijk als met oogluiking. 66) den aardbodem Dat is, alle mensen, die op den aardbodem geleefd hebben, en nog zullen leven. 67) rechtvaardiglijk Grieks in gerechtigheid. 68) een Man, Namelijk Jezus Christus. 69) verzekering Grieks geloof.
Copyright information for
DutKant