Acts 2:1
1) Pinkster[feest] Het woord Pinkster is een gebroken woord van het Griekse woord Pentecoste, dat is, de vijftigste dag; waarmede genaamd werd het tweede grote jaarfeest, op hetwelk de eerstelingen der vruchten geofferd werden, Num. 28:26, omdat het begon op den vijftigsten dag na den tweeden paasdag, Lev. 23:15,16, op welken vijftigsten dag na het eerste pasen en den uitgang der kinderen Israls uit Egypte, ook de wet van God op den berg Sina is gegeven; Exod. 19;1,11. Zie van dit feest ook Hand. 20:16; 1 Cor. 16:8. Nu 28.26 Le 23.15,16 Ac 20.16 1Co 16.8 2) vervuld werd, Dat is, gekomen was. 3) zij allen Namelijk de twaalf apostelen, wien deze belofte voornamelijk was gedaan. Zie hierna Hand. 2:4,14,15. Ac 2.4,14,15 4) bijeen. Dat is, in ne plaats vergaderd, namelijk in ene opperzaal binnen Jeruzalem; Hand. 1:13. Ac 1.13 Acts 20:16
36) voorgenomen Grieks geoordeeld; dat is goedgevonden. 37) pinksterdag Van dezen feestdag, zie Hand. 2:1. Dit deed de apostel niet omdat hij meende dat dit Joodse feest nog moest onderhouden worden; Gal. 4:10; Col. 2:16, maar opdat hij door de menigte van het volk, dat op het feest kwam, gelegenheid zou hebben om het Evangelie te beter te verbreiden. Ac 2.1 Ga 4.10 Col 2.16
Copyright information for
DutKant