Colossians 2:15

55) de overheden

Dat is, den Satan met al zijn boze geesten, die grote macht over de mensen hebben, zolang zij van de heerschappij der zonde niet zijn verlost. Zie Ef. 6:12; 2 Tim. 2:26.

Eph 6.12 2Ti 2.26

56) uitgetogen hebbende,

Dat is, van hunne macht en wapenen ontbloot hebbende, welker wapenen waren de zonde en dood, welker macht was de wet; 1 Cor. 15:55,56; zie ook Luk. 11:22; ene gelijkenis, genomen van den overwonnen veldoverste met zijne krijgsknechten, die alzo van hunne wapenen ontbloot zijnde voor de ogen van een ieder tot een schouwspel plachten omgevoerd te worden, totdat zij in de gevangenis gebracht, en aldaar opgesloten of omgebracht werden.

1Co 15.55,56 Lu 11.22

57) in het openbaar

Of, vrijmoedig, met vrijmoedigheid.

58) tentoongesteld,

Of, te schande gemaakt, namelijk tot hunne verkleining en versmaadheid. Zie van dit woord Matth. 1:19.

Mt 1.19

59) door hetzelve

Of, in hetzelve; namelijk kruis. Want door Zijnen dood heeft Hij den Satan, die de macht des doods had, de macht benomen om ons te beschadigen of beschuldigen. En hoewel hij ons nog strijd aandoet, zo zijn wij evenwel verzekerd van de volle overwinning in Christus Jezus, Luk. 10:17; Rom. 16:20; Hebr. 2:14; Openb. 12:10. Anders, in zichzelven, of, door zichzelven.

Lu 10.17 Ro 16.20 Heb 2.14 Re 12.10

60) getriomfeerd.

Dit wordt verstaan van een geestelijken triomf, waardoor Christus, alle geestelijke macht des Satan benomen hebbende, een overwinnaar van hel, dood en verdoemenis is gebleven.

Hebrews 2:14

37) de kinderen

Namelijk waarvan Jesaja spreekt; dat is, de ware gelovigen, die uit God geboren en leden van Christus zijn.

38) des vleses en bloeds

Dat is, bestaan uit vlees en bloed; of, de zwakke menselijke natuur deelachtig zijn; gelijk 1 Cor. 15:50.

1Co 15.50

39) derzelve deelachtig geworden,

Dat is, heeft deze in enigheid zijns persoons aangenomen, gelijk hij hierna spreekt Hebr. 2:16 en Filipp. 2:7.

Heb 2.16 Php 2.7

40) te niet doen zou dengene,

Dat is, zijne macht of tirannie over de kinderen Gods verbreken en wegnemen.

41) het geweld des doods had,

Namelijk door de zonde, waar hij de mensen toe gebracht had, en waaronder hij die nog hield; om welke zonde de mens den vervloekten dood was onderworpen. Zie Rom. 5:12, en 1 Cor. 15:56.

Ro 5.12 1Co 15.56

42) den duivel;

Namelijk met al zijn engelen, gelijk Christus spreekt Matth. 25:41. Want onder dezen overste worden allen, die onder hem staan, begrepen.

Mt 25.41
Copyright information for DutKant