Daniel 2:34-35

91) [Dit] zaagt gij,

Dit beeldt zaagt gij staan. Zie de verklaring van Dan. 2:34,35 onder Dan. 2:44.

Da 2.34,35,44

92) een steen

Dat is, Christus, met zijn geestelijk lichaam, hetwelk zijne kerk is, Dan. 2:35,44.

Da 2.35,44

93) afgehouwen werd

Of, uitgehouwen; te weten van, of uit een berg, onder Dan. 2:45.

Da 2.45

94) zonder handen,

Of, niet door handen; dat is, niet door enige menselijke hulp of kracht.

95) te zamen vermaald

Dat is, het ganse beeld, bestaande uit ijzer, leem, enz.

96) de dorsvloeren des zomers,

Waar het koren gedorst zijnde, het kaf van den wind weggewaaid en hier en daar verstrooid wordt; alzo zijn al deze monarchie‰n, die zo heerlijk en bestendig schenen, verdwenen en tot niet gekomen.

97) dat hij de gehele aarde vervulde.

Dat is, hij breidde zich uit door en gansen aardbodem; betekenende de uitbreiding van Christus' rijk over de gehele wereld. Naar den loop der natuur kan geen steen, die uit een berg gehouwen is, groeien of groter worden dan hij is. Zo betekent dan de grote wasdom van dezen steen dat de wasdom en vermenigvuldiging van Christus' kerk gans bovennatuurlijk is.

Daniel 2:44

119) die koningen zal de God des hemels

Chaldeeuws, in hunne dagen, [namelijk] der koningen; dat is, niet lang na de verdelging van het laatste onder die koninkrijken, te weten nadat Egypte door den keizer Augustus verheerd zou worden. Doch anderen nemen het voor den tijd van de Romeinse monarchie zelve, welke ten tijde van Augustus al die andere koninkrijken onder zich had, en onder welker hoogste bloei Christus gekomen is.

120) een Koninkrijk verwekken,

Te weten het koninkrijk van Christus, zijnde een geestelijk koninkrijk, voortgeplant door de predikatie van het heilige Evangelie. Hierop heeft Johannes de Doper gezien, ja Jezus Christus ook, zeggende: Het koninkrijk der hemelen is nabij.

121) dat Koninkrijk

Te weten van den koning Christus. Anders: en de regering daarvan, zal, enz.

122) zal aan geen ander volk overgelaten worden;

Dat is, het zal niet veranderd worden gelijk andere aardse koningen; geen sterker zal hen overweldigen; de poorten der hel vermogen niets tegen Christus, Matth. 16:18.

Mt 16.18

123) al die koninkrijken

Niet alleen die vier, maar ook alle andere, die na deze zullen opkomen.

124) vermalen,

Hij zal ze verbrijzelen [vergelijk Jer. 44:10], tot oprechte bekering en gehoorzaamheid des Evangelies. Of, Hij zal ze verpletteren met een ijzeren scepter. Zie Ps. 2:9,10; Jes. 60:12, en 2 Cor. 10:4,5,6.

Jer 44.10 Ps 2.9,10 Isa 60.12 2Co 10.4,5,6
Copyright information for DutKant