Daniel 3:29-30
67) lastering spreekt Of, dwaling, of vergrijping spreekt; dat is, een ijdel, lichtvaardig en dwalend woord spreekt, die zich met woorden tegen den God van Sadrach, enz., vergrijpt; hoeveel meer die een smadelijk of lasterlijk woord zouden gesproken hebben? 68) tegen den God Hij doet den waren God die eer nog niet, die hij zijn beeld of afgod gedaan heeft, bevelende allen volken en natin het aan te bidden. Van den waren God gebiedt hij alleen, dat men geen kwaad van Hem spreken en Hem niet lasteren zou; ook noemt hij den waren God niet zijn God, maar den god van Sadrach, enz. Waaruit af te nemen is dat Nebukadnezar zijne afgoden niet verlaten heeft, maar de schrik en vrees hebben hem deze belijdenis uitgeperst. Dit blijkt ook uit Dan. 4; want toen hij wederom een droom had, heeft hij de Chalden en tovenaars wederom aangezocht om de uitlegging daarvan te hebben. 69) in stukken gehouwen worde, Zie boven Dan. 2:5. Da 2.5 69) zijn huis tot een drekhoop gesteld worde; Zie boven Dan. 2:5. Da 2.5 70) Die alzo verlossen kan. Namelijk, zo wonderlijk, zo snel, zo machtig. Anders: die verlossen kan gelijk deze. 71) Toen maakte de koning Anders: toen herstelde de koning Sadrach, enz., te weten in hun vorige staten en waardigheden, elk in de provincie waar hij tevoren gewoond en gebied gehad had. Dit was zoveel, alsof de koning drie voortreffelijke leraars had uitgezonden, om door het ganse land te verkondigen de krachten en wonderheden van den waren God aan hen bewezen.
Copyright information for
DutKant