Daniel 7:25

115) hij zal

Te weten die hoorn, of hij zal, te weten de Antichrist, of, gelijk anderen, Antiochus Epifanes, die niet alleen God zouden lasteren, maar ook wrede vervolgers van Gods volk zijn. Zie Dan. 11.

116) heiligen der hoge [plaatsen]

Gelijk boven Dan. 7:18,22.

Da 7.18,22

117) verstoren,

Of, verslijten, of afslijten, dat is, doen verouderen en vergaan, gelij klederen, die door ouderdom verslijten.

118) het zal menen

Of, hij zal onderstaan te veranderen, of het zal denken te veranderen. De zin is: Het zal zo vermetel zijn, dat het voornemen zal, of hopen en vertrouwen zal, de tijden te veranderen, enz.

119) tijden

Enigen verstaan hier door de tijden den sabbat en de andere feestdagen der Joden, als pinksteren, het feest der tabernakelen en der nieuwe maanden, enz. Zie 1 Mach. 1:49; anderen, de rekening der jaren, die door het Romeinse rijk zou veranderd worden. Hetwelk geschied is eerst door Julius Cesar, daarna door den paus Gregorius den dertiende, om alzo zijne macht over de ganse Christenheid te betonen.

120) de wet te veranderen,

Al de wetten en ceremoni‰n van Mozes af te stoten, den gansen godsdienst af te schaffen, om de heidense afgoderij in te voeren, zo men dit verstaat van Antiochus; of versta Gods wetten in het algemeen, zo men dit duidt op den Antichrist.

121) zij zullen in deszelfs hand overgegeven worden

Te weten de heiligen, opdat hij hen dode. Of, de tijden en de wet, om die te veranderen naar zijn goeddunken.

122) tot een tijd, en tijden,

Enigen verstaan hierdoor een jaar, twee jaren en een half jaar; anderen, den tijd van drie jaren en tien dagen; sommigen duizend tweehonderd zestig jaren; anderen, door een tijd, vierhonderd negentig jaren, te rekenen van de wederopbouwing tot de verwoesting van den tempel. Door tijden, een duizend vierhonderd drie en dertig jaren, van de verwoesting van den tempel tot de ontdekking van den Antichrist; door een halven tijd, honderd een en negentig jaren, van den tijd der ontdekking van de Antichrist tot zijn uitroeiing toe. Anderen hebben andere berekeningen. Vergelijk Dan. 12:7, en Openb. 12:14.

Da 12.7 Re 12.14

123) een gedeelte eens tijds.

Hiervoor staat tot verklaring Dan. 12:7 een halven tijd, of ene helft; anderen een deel van den bestemden tijd.

Da 12.7

Daniel 12:7

26) na een bestemden tijd,

Zie de aantekening Dan. 7:25.

Da 7.25

27) een helft,

Of, een deel; te weten van den bestemden tijd.

28) Hij zal voleind hebben

Te weten God de Heere.

29) te verstrooien

Dat is, zijn volk en kerk zo vernederd en verzwakt zal hebben, dat zij zal schijnen schier geheellijk tenonder gebracht te zijn.

30) de hand des heiligen volks,

Dat is, alle macht en vermogen van het volk. Vergelijk Deut. 32:36. Anderen verstaan hier door de hand, die hand door welke het heilige volk was gedrukt geworden, namelijk de macht van Antiochus Epifanes, van zijn krijgsvolk en zijne nakomelingen; dat alsdan die grote vervolgingen op het hoogste gelopen zouden zijn; vergelijk Dan. 7:26, en dat zich God opmaken zou om zijn volk te verlossen. Zie boven Dan. 12:1, vergelijk Dan. 7:26.

De 32.36 Da 7.26 12.1 7.26

Mark 13:32

35) noch de Zoon,

Namelijk naar Zijn menselijke natuur en in den staat Zijner nederigheid, want naar Zijn godheid weet Hij alle dingen, Joh. 21:17, en na Zijne verhoging is Hem het boek der voorzienigheid Gods, met zeven zegelen verzegeld, nader geopend, Openb. 5:5,7,9.

Joh 21.17 Re 5.5,7,9

Romans 11:25

117) deze verborgenheid onbekend zij

Dat is, deze zaak, die tot nog toe weinig bekend is geweest.

118) wijs zijt,

Dat is, laatdunkend of hoogmoedig in uwe ogen; Spreuk. 3:7; Rom. 12:16.

Pr 3.7 Ro 12.16

119) de verharding

Dat is, de ongehoorzaamheid, gelijk Rom. 11:30,32; zie Rom. 11:7.

Ro 11.30,32,7

120) voor een deel

Dat is, niet van alle Joden, maar van enigen, hoewel zeer velen. Want daar is nog altijd enig overblijfsel behouden geweest, en daarna zullen zij zich met grote menigte bekeren.

121) Israel gekomen is,

Dat is, het Isra‰lietische volk, de Joden.

122) de volheid der heidenen

Dat is, het volle getal, of de menigte der heidenen, en gelijk als het lichaam derzelve. Zie dergelijk Rom. 11:12.

Ro 11.12

123) ingegaan zijn.

Namelijk door belijdenis des Christelijken geloofs in de gemeente Gods.

2 Corinthians 3:14

30) verhard geworden;

Namelijk door een rechtvaardig oordeel Gods in dit hun gevoelen van de wet van Mozes.

31) hetzelfde deksel

Dat is, hetzelfde verkeerde verstand, dat hun de wet gegeven was om door haar gerechtvaardigd en geheiligd te worden. Zie Rom. 10:3.

Ro 10.3

32) hetwelk door Christus

Namelijk deksel teniet gedaan wordt door de kennis en den Geest van Christus, wanneer zij tot Christus bekeerd zullen zijn, gelijk 2 Cor. 3:16 verklaard wordt. Want alsdan worden zij, gelijk ook wij, tot het recht verstand der wet gebracht, en in hunne harten overtuigd, dat de wet tot dien einde niet is gegeven, maar dat zij de rechtvaardigheid buiten haar in Christus door het geloof moeten zoeken. Zie Rom. 10:4; Gal. 3:21, enz.

2Co 3.16 Ro 10.4 Ga 3.21

2 Thessalonians 2:7

25) de

Dat is, de heimelijk opkomst dezer ongerechtige antichristische heerschappij wordt allengskens in de Kerk van Christus bevorderd, namelijk door den Satan en enige zijner werktuigen, die door begeerte van heersen [gelijk een Diotrephes daarover bestraft wordt, 3 Joh. 9, 3 Joh. 10]; en door invoering van valse en bijgelovige leerlingen en menselijke inzettingen, hier in den Satan, al van de tijden der apostelen af, de hand hebben geboden. Zie 1 Joh. 2:18. Of, de verborgenheid der ongerechtigheid werkt alrede.

1Jo 2.18

26) Die hem

Namelijk den antichrist in zijne opkomst wederhoudt, waarvan in het voorgaande vs. is gesproken.

27) hij

Namelijk die hem wederhoudt.

28) uit

Dat is, alzo gebroken zal worden, en zijn kracht verliezen, dat hij deze opkomende geestelijke heerschappij niet langer zal kunnen wederstaan. Wie deze nu is, is op het voorgaande 2 Thess. 2:6 verklaard.

2Th 2.6

Revelation of John 11:3

9) Mijn twee getuigen

Enigen menen dat door deze twee getuigen Henoch en Elias zouden worden verstaan, die den tijd van twee en veertig maanden, of van twaalf honderd zestig dagen, dat is omtrent drie jaren en een half, voor het einde van de wereld, tegen den antichrist zouden profeteren, en daarna door hem gedood worden, en wie naar de letter alles zou overkomen, wat hier in den tekst verhaald wordt. En dit gevoelen wordt door enigen heden gedreven, om den antichrist en zijn rijk, hetwelk nu langen tijd in de wereld bekend is, te verduisteren. Doch behalve dat het ongerijmd is, dat de Heilige Geest in deze openbaring de dingen, die voorts moeten geschieden, zo vele eeuwen zou voorbijgaan, in welke de Kerk van Christus zo vele veranderingen heeft ondergaan, en terstond komen tot de vier laatste jaren der wereld; zo is het ook niet mogelijk, dat het rijk van den antichrist binnen drie jaren en een half zou opgericht worden, en alles door de gehele wereld teweegbrengen, wat in Gods Woord van hem en zijn rijk is voorzegd. Het strijdt ook met Gods Woord, dat de heiligen uit den hemel met hun hemelse lichamen zouden dalen, om hier gedood te worden, of dat zij op deze wereld weder zouden komen prediken, gelijk Abraham getuigt, Luk. 16:29, of ook dat zij in drie jaren en een half onder alle volken zouden profeteren, of dat hunne lichamen binnen drie eigenlijk genoemde dagen en een half door de volken, geslachten en talen, zo zouden gezien worden, en dat die op aarde wonen zich daarover zouden verblijden, en elkander geschenken zenden, gelijk hier Openb. 11:3 in den tekst staat. Daarom moet beide, de zaak zelf en de tijd hier noodzakelijk profetischerwijze en figuurlijk verstaan worden, namelijk van de dagen die gehele jaren betekenen, gelijk Ezech. 4:5, en Dan. 9:24; welke jaren door enigen worden begonnen van het jaar 606 toen de bisschop van Rome allereerst den titel van bisschop der gehele christelijke Kerk [die Christus aleen toekomt] heeft aangenomen, en de afgoderij onder de christenen meest is begonnen door te breken. Hoewel anderen deze jaren wat vroeger beginnen, namelijk van de verwoesting van het Oude Rome, en van zijn overheersing door de Gothen, omtrent het jaar 412. Doch dit in zijn geheel gelaten zijnde, gelijk Openb. 11:2 gezegd is, zo wordt het opwekken van deze twee getuigen geschikt verstaan van enige voortreffelijke leraars, die God binnen dien tijd van het rijk van den antichrist, hier en daar op verschillende tijden in Zijn gemeente heeft verwekt, om deze heerschappij en afgoderij te ontdekken en wederstaan; die daarom als met zakken bekleed gezegd worden, omdat zij in slechte klederen en met een treurig gelaat zich tegen de pracht en hoogmoed van het antichristendom hebben gesteld. En daarom ook twee genoemd worden, omdat er wel weinigen zouden zijn, maar evenwel genoeg om de waarheid den mensen te betuigen, daar alle waarheid bestaat in twee of drie getuigen, Deut. 19:15; en omdat God gewoonlijk twee zodanige voortreffelijke getuigen tot wederoprichting der vervallen leer pleegt te gebruiken gelijk hier in de volgende woorden eerst wordt gezien op Jozua en Zerubbabel, die den godsdienst na de gevangenschap van Babel hebben opgericht in Openb. 11:4, en op Mozes en A„ron, die zulks gedaan hebben in de woestijn; en op Elia en Elisa, die zulks gedaan hebben onder Achab en ander dienaars van Ba„l, waarop hier wordt gezien in Openb. 11:5,6, die ook daarom twee kunnen genoemd worden, omdat zij de leer van het Oude en het Nieuwe Testament alleen tot wederlegging van het antichristendom, als getuigen dezer waarheid, hebben voortgebracht, en anderen daardoor krachtig overwonnen. Zodanigen zijn geweest Waldus en Petrus Bruys in Frankrijk, Wiclef en Pournes in Engeland, Johannes Hus en Hieronymus van Praag in Bohemen en Duitsland, die ook daarover op het Concilie van Constanz, gedood en met blijdschap door al dien hoop, uit verscheidene volken en tongen vergaderd, verbrand zijn; totdat het God daarna heeft beliefd Luther en Melanchton in Duitsland, Zwingli en Oecolampadius in Zwitserland, Farel en Calvijn in Frankrijk, met meer anderen in hun plaats te verwekken, die met meerdere kracht hun getuigenis volbracht hebben, en een groot deel van dat grote Babel hebben doen vallen, van welks gehelen val en vernietiging hier zal worden geprofeteerd.

Lu 16.29 Re 11.3 Eze 4.5 Da 9.24 Re 11.2 De 19.15 Re 11.4,5,6
Copyright information for DutKant