‏ Deuteronomy 20

28) ziel om ziel,

Dat is, leven om leven.

29) oog om oog,

Zie Lev. 24:20.

Le 24.20
1) Wie is de man,

Dat is, degene, die een nieuw huis gebouwd heeft, enz. Vergelijk 2 Sam. 20:11; 2 Kron. 36:23; Ezra 1:3; Ps. 34:13, enz.

2Sa 20.11 2Ch 36.23 Ezr 1.3 Ps 34.12

2) ingewijd?

Dat is, heeft het niet begonnen te bewonen; tot welk einde de inwijding door gebeden en dankzeggingen geschiedde. Vergelijk Ps. 30:1, en Neh. 12:27, enz.

Ps 30.1 Ne 12.27
3) genoten?

Hebreeuws, ontheiligd; dat is, hij heeft nog geen vruchten daarvan voor zich mogen genieten, dewijl de wijngaard nog in zijn voorhuid was, en de vruchten den Heere moesten worden toegebracht. Zie de wet hiervan Lev. 19:23,24,25. Alzo Jer. 31:5.

Le 19.23,24,25 Jer 31.5
4) smelte,

Zie boven, Deut. 1:28.

De 1.28
5) spits des volks bestellen.

Hebreeuws, in, of, aan het hoofd des volks.

6) zult gij haar

Hebreeuws, gij zult haar, of, tot haar roepen van, of, tot vrede; dat is, gij zult haar eerst door boden nodigen tot vrede, presenterende haar te verschonen aan het leven en aan het goed.

7) de scherpte des zwaards;

Hebreeuws, aan den mond des zwaards.

8) dezer volken.

Versta, die in het land Kana„n woonden, die de Heere geboden had te verbannen, gelijk in het volgende verhaald wordt.

9) adem heeft.

Hebreeuws, geen adem laten leven.

10) ganselijk verbannen:

Hebreeuws, verbannende verbannen. Zie boven, Deut. 2:34.

De 2.34
11) (want het geboomte van het veld

Dat is, hoewel de bomen des velds algemeen zijn, zo zult gij nochtans de vruchtbomen verschonen, dewijl er andere genoeg zijn, om af te houwen en bolwerken ervan te maken, gelijk in Deut. 20:20 nader verklaard wordt. De laatste woorden van Deut. 20:19 worden zeer onderscheidenlijk overgezet.

De 20.20,19

12) is des mensen [spijze]),

Hebreeuws, is den mens; dat is, des mensen leven en onderhoud.

13) het

Te weten, het vruchtgeboomte, dat zult gij niet afhouwen om bolwerken ervan te maken.

14) voor uw aangezicht

Hebreeuws, van uw aangezicht.

Copyright information for DutKant