Deuteronomy 20:5-6

1) Wie is de man,

Dat is, degene, die een nieuw huis gebouwd heeft, enz. Vergelijk 2 Sam. 20:11; 2 Kron. 36:23; Ezra 1:3; Ps. 34:13, enz.

2Sa 20.11 2Ch 36.23 Ezr 1.3 Ps 34.12

2) ingewijd?

Dat is, heeft het niet begonnen te bewonen; tot welk einde de inwijding door gebeden en dankzeggingen geschiedde. Vergelijk Ps. 30:1, en Neh. 12:27, enz.

Ps 30.1 Ne 12.27
3) genoten?

Hebreeuws, ontheiligd; dat is, hij heeft nog geen vruchten daarvan voor zich mogen genieten, dewijl de wijngaard nog in zijn voorhuid was, en de vruchten den Heere moesten worden toegebracht. Zie de wet hiervan Lev. 19:23,24,25. Alzo Jer. 31:5.

Le 19.23,24,25 Jer 31.5

Psalms 34:12-13

18) kinderen

Die mij houdt voor uw geestelijken vader, dat is profeet en leraar. Zie Richt. 17:10; Spreuk. 1:8.

Jud 17.10 Pr 1.8
19) Wie

Dat is, is er iemand, die enz., of, degene die, enz. Zie Deut. 20:5; het antwoord op deze vraag hebt gij in volgende verzen.

De 20.5

20) dagen

Dat is, een lang leven, lengte der dagen.

21) het

Dat is, welvaart te genieten. Zie Job 7:7. Deze en dergelijke beloften moeten alzo verstaan worden, dat het kruis geenzins daarmede uitgesloten is, gelijk het ganse woord Gods, en in het bijzonder dit boek der psalmen, zelfs deze psalm Ps. 34:20, uitwijst.

Job 7.7 Ps 34.19
Copyright information for DutKant