Deuteronomy 25:4

13) Een os zult gij niet muilbanden,

Zodat hij onder den arbeid zijn voeder niet zou kunnen nemen.

14) dorst.

Het koren met voeten tredende, of [gelijk de Hebre‰n zeggen] den dorswagen [die van onderen vol stompe houten, takken of kerven was] daarover omtrekkende, om het koren van het stro te scheiden en het stro tot kaf voor de beesten te maken; waarop God wijders in deze wet gezien heeft, zie 1 Cor. 9:9,10, enz.

1Co 9.9,10

Isaiah 28:27

89) met den dorswagen,

De Joden hebben eertijds hunne zaadvruchten op verscheidene wijzen uitgedorst, over sommig zaad sleepten zij een dorswagen of dorsslede, over sommig trokken of stieten zij een rad, ander deden zij de ossen uittreden; het zaad, dat in blaasjes wast, sloegen zij met stokken uit. Zo is dan dit de zin van Jes. 28:27: Gelijk de akkerman niet alle zaad op ‚‚ne wijze uitdorst, alzo straft ook God niet altoos op ‚‚ne wijze, maar den een harder dan den ander, naar gelegenheid van zaken.

Isa 28.27
Copyright information for DutKant