Deuteronomy 32:2

3) druipe als een regen,

Of, zal druipen; dat is, ik zal een leer voorstellen, die zo dienstig en heilzaam zal zijn voor de mensen als de dauw en regen is voor het kruid. Vergelijk Ezech. 21:2; Amos 7:16; Micha 2:6, enz.

Eze 21.2 Am 7.16 Mic 2.6

4) druppelen op het kruid.

Of, een dichte regen.

Job 29:23

41) [naar] den regen,

Vergelijk Ps. 72:6.

Ps 72.6

42) spaden regen.

Zie Deut. 11:14.

De 11.14

Psalms 72:6

12) regen

Verg. 2 Sam. 23:4; Deut. 32:2; Job 29:23; Hos. 6:3.

2Sa 23.4 De 32.2 Job 29.23 Ho 6.3

13) nagras,

Afgemaaid gras, etgroen. Hebr. eigenlijk afgeschoren.

14) bevochtigen.

Hebr. bevochtiging; maar het Hebr. woord [dat hier alleen gevonden wordt] heeft de betekenis van zulk een bevochtiging, die door verspreiding of sprenging der droppels geschiedt, zodat het land den regen bekwamelijk kan indrinken en zijn klein uitspruitsel daarvan verkwikt worden en opschieten. Verg. Ps. 65:10,11.

Ps 65.9,10

Ezekiel 34:26

36) dezelve,

Te weten woestijn en wouden, waarin mijne schapen legeren, waarop het voorgaande en volgende schijnt te zien; of dezelve, te weten schapen.

37) zegen;

Dat is, met mijn goddelijken zegen zo overvloediglijk begenadigen, dat zij als louter zegen en een voorbeeld daarvan zullen zijn. Vergelijk Gen. 12:2, met de aantekening. De geestelijke zegeningen worden hier door lichamelijke afgebeeld. Vergelijk Jo‰l. 2:23.

Ge 12.2 Joe 2.23
Copyright information for DutKant