Deuteronomy 33:3

8) volken!

Versta, de stammen Isra‰ls, gelijk Richt. 5:14, en onder, Deut. 33:19, enz.

Jud 5.14 De 33.19

9) in Uw hand;

Dat is, Gij aanschouwt, bezorgt en bewaart hen. Mozes spreekt hier God aan.

10) zij zullen in het midden

Anders, laat hen, enz., te weten, als discipelen aan de voeten van hun meester. Zie 2 Kon. 2:3, en 2 Kon. 4:38; Hand. 22:3.

2Ki 2.3 4.38 Ac 22.3

11) ontvangen van Uw woorden.

Hetgeen hem tot onderwijs en zaligheid moge strekken.

2 Kings 1:5

10) hem;

Namelijk, den koning Ahazia.

11) Wat is dit,

Hij vraagt dit, omdat hij uit de haastigheid van hun wederkomst kon oordelen dat zij te Ekron bij den afgod niet geweest waren.

2 Kings 4:38

60) Gilgal

Zie boven, 2 Kon. 2:1.

2Ki 2.1

61) zaten

Te weten, als discipel voor zijn voeten, om van hem als van hun meester en leraar onderwezen te worden. Zie boven, 2 Kon. 2:3.

2Ki 2.3

62) Zet den groten

Of, schik, of maak den groten pot toe.

Acts 22:3

3) aan de voeten

Dat is, onder de onderwijzing en het opzicht van dien vermaarden wetgeleerde Gamali‰l, van wiens aanzien onder het volk getuigd wordt Hand. 5:34. En is deze wijze van spreken hiervan genomen, dat de leraars hoger in verheven stoelen of zetels zaten, en de discipelen op lager banken voor hunne voeten, gelijk ook van Maria gezegd wordt, Luk. 10:39.

Ac 5.34 Lu 10.39

4) de bescheidenste

Of, naar de scherpste. Grieks naar de scherpigheid; dat is, de Farizese, die van de Joden voor de beste en scherpste onderhoudster der wet gehouden werd. Zie Hand. 26:5; Filipp. 3:5.

Ac 26.5 Php 3.5

5) een ijveraar

Dat is, een ijveraar van de wet Gods; doch zonder verstand, gelijk Paulus daarbij voegt, Rom. 10:2.

Ro 10.2
Copyright information for DutKant