Deuteronomy 4:29

33) ganse hart en met uw ganse ziel.

Zie onder, Deut. 6:5.

De 6.5

Deuteronomy 5:31

24) geboden,

Van deze drie achtereenvolgende woorden betekent het eerste [naar het gevoelen van de meesten], de wet der zeden, het tweede de ceremoni‰ele wetten, het derde de politieke of burgerlijke wetten of rechten.

Deuteronomy 30:1-3

1) deze zegen

Eerst de zegen op de gehoorzaamheid en daarna de vloek op de ongehoorzaamheid, zodat gij beide ondervonden zult hebben.

2) voorgesteld heb;

Hebreeuws, voor uw aangezicht gegeven heb; gelijk boven, Deut. 11:26, en onder, Deut. 30:15,19.

De 11.26 30.15,19

3) weder ter harte nemen,

Hebreeuws, doen wederkeren, tot aan, of in uw hart. Vergelijk boven, Deut. 4:29,30, enz. Aldaar hebt gij een gelijke profetie als hier en in het volgende. Anders, en gij het weder ter harte zult genomen hebben.

De 4.29,30
4) gij zult u bekeren

Anders, en gij u bekeerd zult hebben.

5) En de HEERE, uw God,

Anders, zo zal de HEERE, enz.

6) uw gevangenis wenden,

Dat is, de menigte uwer gevangenen doen wederkeren; alzo Ps. 68:19; Ef. 4:8.

Ps 68.18 Eph 4.8

7) weder vergaderen

Hebreeuws, en Hij zal wederkeren, en zal u vergaderen; dat is, Hij zal u weder vergaderen, of, Hij zal met zijn genade wederkeren en u vergaderen, enz.

Hosea 3:5

16) David, hun koning;

Namelijk den Heere Christus, hunnen Messias, David genoemd, omdat Hij zijn zoon naar het vlees zou zijn en David zijn voorbeeld geweest was; alzo Jer. 30:9; Ezech. 34:23, en Ezech. 37:24. Gelijk Hij naar den Geest God en de Heere van David en zijn volk was.

Jer 30.9 Eze 34.23 37.24

17) vrezende komen tot den HEERE

Hebreeuws, zullen vrezen tot, enz. Dat is, vrezende aankomen, uit bekentenis hunner onwaardigheid, ontzetting over de onverdiende grote goedheid Gods, die hun in het Evangelie zal worden voorgedragen, en bekommernis om dezen genadetijd tijdelijk waar te nemen en recht te gebruiken. Vergelijk onder Hos. 11:10,11; Micha 7:17, ook Jes. 13:8.

Ho 11.10,11 Mic 7.17 Isa 13.8

18) laatste der dagen.

Dat is, na een langen tijd, in het Nieuwe Testament, als de Messias zal verschenen zijn; want deze manier van spreken ziet juist niet op den allerlaatsten tijd, die voor de voleinding der wereld zal gaan. Zie Gen. 49:1; Jes. 2:2; Micha 4:1; Hebr. 1:1, enz. met de aantekening aldaar.

Ge 49.1 Isa 2.2 Mic 4.1 Heb 1.1
Copyright information for DutKant