Deuteronomy 7:16
12) verteren, Hebreeuws, eigenlijk, eten, opeten, en alzo voorts, verteren; dat is, gij zult hen vernielen, verdelgen, zonder verschonen of schromen, gelijk de spijs niet gespaard wordt, veel weiniger een roof van een wild dier. Vergelijk onder, Deut. 31:17. De 31.17 13) strik zijn. Zie Exod. 23:33, en Exod. 34:12; Richt. 2:3. Ex 23.33 34.12 Jud 2.3 Psalms 14:4
11) Hebben Anders, weten dan alle werkers der ongerechtigheid niet, die mijn volk opeten, [alsof] zij brood aten, [dat] zij den Heere niet aanroepen? of, [gelijk sommigen] hebben, enz. die mijn volk opeten? zij eten brood [en] roepen den Heere niet aan. 12) volk opeten Dat is, onbeschroomd, met onrecht en geweld van lijf en goed beroven, Verg. Exod. 22:25; Micha 3:3, en Ps. 79:7. Ex 22.25 Mic 3.3 Ps 79.7 13) Zij roepen Alsof zij zeide: Daar schort het deze booswichten, dat zij met den Heere niet willen te doen hebben; daarom is hunne straf zeker en gereed, gelijk volgt.
Copyright information for
DutKant