Deuteronomy 9:28

32) Opdat het land,

Hebreeuws, opdat zij niet zeggen het land, van daar, enz.; dat is, opdat de inwoners des lands, van daar, enz., niet zeggen, namelijk de Egyptenaars; gelijk Exod. 32:12.

Ex 32.12

33) omdat Hij hen haatte,

Vergelijk boven, Deut. 1:27.

De 1.27

Jeremiah 9:25-26

40) bezoeking

Gelijk Jer. 9:9.

Jer 9.9

41) voorhuid

Hebreeuws, met de voorhuid; dat is, met den onbesnedene [gelijk Rom. 2:26; zie wijders Job 35:13;] over den een met den ander, wil de Heere zeggen; mijn volk, dat besneden is, zowel als de onbesneden heidense nati‰n. Vergelijk onder Jer. 25:17,18,19,20, enz. Sommigen verstaan met, of in de voorhuid; dat is, zodanigen, die wel naar het vlees zijn besneden, maar onbesneden van harte, gelijk in het volgende van Isra‰l gezegd wordt.

Ro 2.26 Job 35.13 Jer 25.17,18,19,20
42) Egypte,

Dat is, de Egyptenaars, enz.

43) hoeken

Hebreeuws, den hoek; te weten van hun hoofd, dat is, die rondom aan de hoeken des hoofds zijn beschoren, gelijk de Arabieren. Vergelijk Lev. 19:27, alzo onder Jer. 25:23, en Jer. 49:32. Anders: die in den uitersten hoek gelegen zijn; dat is, de heidense volken, die buiten en aan de uiterste hoeken van Kana„n, in het oosten, zuiden, of naar de Rode zee toe, of aan zekeren uitersten hoek van dien [gelijk enigen menen] woonachtig waren.

Le 19.27 Jer 25.23 49.32

44) hebben de voorhuid,

Hebreeuws alsof men zeide: Zijn voorhuid.

45) voorhuid des harten.

Dat is, zijn onbesneden van harte, hoewel zij naar het lichaam besneden zijn. Zie boven Jer. 4:4.

Jer 4.4
Copyright information for DutKant