Ecclesiastes 6:2

1) voor zijn ziel

Dat is, van al wat zijn hart begeert.

2) God geeft

Dat is, God geeft hem niet, dat hij het vrijmoedig en vredig geniet, dewijl Hij hem uit deze wereld haalt eer hij verkregen heeft het genoegen, dat hij zichzelven ingebeeld had. Of, dewijl hij bij levenden lijve uit het bezit zijner goederen gestoten wordt, en zien moet dat een vreemde zijne goederen bezit. Of, al leeft hij lang en behoudt zijne goederen, dat hij het hart niet heeft om de goederen met geneugte te gebruiken of te genieten. Verg. boven Pred. 5:18.

Ec 5.19

3) een vreemd man

Hij zij dan een vijand, die ze met geweld hem ontneemt, of een verre bloedverwant; of iemand anders, die hem niet bestaat.

4) die opeet.

Te weten rijkdom.

Jeremiah 10:19

57) O, wee

Woorden des lands, of van het volk van Jeruzalem, enz., gelijk boven Jer. 4:31, of van den profeet, sprekende in den persoon des volks, alsof het zijn eigen lijden ware, dat hij gevoelt en draagt; vergelijk onder Jer. 14:17.

Jer 4.31 14.17

58) breuk!

Gelijk boven Jer. 4:6, en onder Jer. 14:17.

Jer 4.6 14.17

59) had gezegd:

Te weten bij mijzelven, dat is, gedacht dat het zo zwaar niet vallen zou, of ik zou het kunnen dragen en overkomen, maar het valt geheel anders dan ik mij had ingebeeld.

60) Dit is immers

Anders: gewisselijk dit is ene krankte, nochtans moet ik ze dragen, alsof hij zeide: Dit is wel terecht een zware krankte, veel zwaarder dan ik gemeend had, evenwel moet ik er aan.

Hebrews 4:15

42) in alle dingen,

Namelijk die de mens niet alleen in dit leven van nature onderworpen is, maar ook zelfs de zwarigheden en straffen, die door de zonde daarbij gekomen zijn; alleen de zonde zelf uitgenomen, die door gehoorzaamheid, heiligheid en rechtvaardigheid moest teniet gedaan worden.

43) gelijk als wij,

Grieks naar gelijkheid.

Copyright information for DutKant