‏ Esther 10

1) Ahasveros

Hebreeuws, Achafres.

2) tribuut

Of, cijns.

3) op het land,

Versta hier, de hoge vaste landen.

4) eilanden der zee.

Zie Ps. 72:10.

Ps 72.10
5) Al de werken nu

Dat is, al zijn kloeke daden.

6) denwelken

Of, waarmede hem de koning grootgemaakt heeft.

7) zijn die niet geschreven

Zie dergelijke manier van spreken 1 Kon. 11:41, en elders dikwijls.

1Ki 11.41

8) der kronieken

Hebreeuws, der woorden der dagen.

9) Medie en Perzie?

Gemeenlijk staat Perzi‰ voor Medi‰, hier is het tegendeel.

10) was de tweede

Dat is, naast den koning had hij het hoogste gebied.

11) het beste voor zijn volk,

Hebreeuws, het goede.

12) sprekende

Dat is, die bij den koning altijd ten beste sprak voor de Joden.

13) den welstand

Hebreeuws, den vrede.

14) zaad.

Dat is, volk, landslieden, te weten, Joden, van wie nog vele in Babyloni‰ en elders buitenslands waren, die met Zerubbabel in hun land niet waren wedergekeerd, gelijk te zien is in de boeken van Ezra en Nehemia.

Copyright information for DutKant