Exodus 12:3-5

5) een lam,

Hetzij een schaapslam, of een geitenlam, Exod. 12:5. Dit lam was een figuur of voorbeeld, wijzende op Christus, het ware Lam Gods; Joh. 1:29, en 1 Cor. 5:7.

Ex 12.5 Joh 1.29 1Co 5.7

6) naar de huizen der vaderen,

Dat is, naar de huisgezinnen, die naar de vaders genoemd werden.

7) klein is voor een lam,

Dat is, indien hunner te weinig zijn om het lam dien avond geheel te eten.

8) hij het en zijn nabuur,

Te weten, de huisvader.

9) der zielen,

Dat is, der personen. Zie Gen. 12:5.

Ge 12.5

10) een iegelijk naar dat hij eten kan;

Hebreeuws, de man naar den mond zijns etens.

11) naar het lam.

Dat is, naar evenredigheid van het lam en het getal der personen, die daarvan eten zouden; er op lettende dat er noch te veel, noch te weinig personen waren.

12) een volkomen lam hebben,

Dusdanig moest Christus wezen, 1 Petr. 1:19.

1Pe 1.19

13) een jaar oud;

Hebreeuws, de zoon eens jaars; dat is, een jarig lam.

Exodus 12:27

58) Dit is den HEERE een paasoffer,

Te weten, het paaslam.

Numbers 28:16

24) pascha

Zie Lev. 23:5.

Le 23.5

25) den HEERE.

Anders, des HEEREN.

Copyright information for DutKant