‏ Exodus 3:8

12) nedergekomen,

Zie Gen. 11:7, en Gen. 18:21, en Gen. 35:13.

Ge 11.7 18.21 35.13

13) naar een goed en ruim land,

Zie Gen. 13:14,15.

Ge 13.14,15

14) naar een land, vloeiende van melk en honig,

Versta en begrijp hieronder alle lichamelijke zegeningen. Meermalen wordt dit betuigd waar te zijn van het geloofde land, gelijk Exod. 13:5, en Exod. 33:3; Lev. 20:24; Deut. 6:3.

Ex 13.5 33.3 Le 20.24 De 6.3

15) der Kana„nieten,

Hebreeuws, des Kana„nieters, des Hethieters, enz.

‏ 2 Kings 18:32

44) van koren

Versta door deze dingen alle tijdelijke goederen, waarmede God een land zegent. Zie Exod. 3:9; Deut. 32:13,14; Job 20:17, mitsgaders de aantekening.

Ex 3.9 De 32.13,14 Job 20.17

45) want hij hitst u op,

Anders, als hij u verleidt, of ophitst, of overreedt.

‏ Job 29:6

11) wies in boter,

Het is een overtollige manier van spreken, betekenende groten overvloed van boter, niet ongelijk degenen, die wij hebben Gen. 49:11,12, en die hier in de naaste woorden ligt.

Ge 49.11,12

12) oliebeken

Vergelijk Deut. 32:13, en Deut. 33:24, en boven, Job 20:17. Hebreeuws, en de rots bij mij met beken van olie uitgegoten werd.

De 32.13 33.24 Job 20.17
Copyright information for DutKant