Exodus 34
36) Mijn aangezicht zal niet gezien worden. Zie boven, Exod. 33:20. Ex 33.20 1) tegen den morgenstond; Dit is de tweede maal dat Mozes op den berg Sina geweest is, telken reis veertig dagen en veertig nachten. 2) top des bergs. Hebreeuws, hoofd. 3) niemand zal met u opklimmen; Toen Mozes de eerste maal op den berg ging, zo waren bij hem Aron, Nadab en Abihu, met zeventig van de oudsten van Isral: maar nu waren zij voor den Heere stinkende geworden, vanwege de afgoderij, die zij met het gouden kalf bedreven hadden. 4) wolk, Te weten, die wolk, welke een zeker teken was van de tegenwoordigheid des Heeren. 5) Hij riep uit den Naam des HEEREN. Te weten, de Heere. Zie boven, Exod. 33:19. Ex 33.19 6) Hij: HEERE, HEERE, God, Te weten, de Heere. 7) lankmoedig Hebreeuws, lang van toornigheden; dat is, langzaam tot toorn, niet haastig om zijn toorn uit te voeren. Alzo ook Num. 14:18; Pred. 7:8, enz. Het tegendeel hiervan is: kort van toornigheden; dat is, haastig tot toorn; Spreuk. 14:17. Nu 14.18 Ec 7.8 Pr 14.17 8) waarheid. Zie Gen. 24:27. Ge 24.27 9) Die [den schuldige] geenszins onschuldig houdt, Hebreeuws, die onschuldig houdende niet onschuldig houdt. 10) der vaderen Te weten, der boze en goddeloze vaders. 11) aan de kinderen, Te weten, indien zij de kwade voetstappen van hunne vaders volgen. 12) in het derde en vierde [lid]. Hebreeuws, aan de derde en aan de vierde; Exod. 20:5; Deut. 5:9. Ex 20.5 De 5.9 13) zo ga nu de Heere in het midden van ons, Te weten, met de wolkkolom ons leidende en verkwikkende. 14) met u doe. O Isral. Anders, met u, o Mozes. 15) Onderhoudt gij hetgeen Hier volgen nu de conditin des verbonds, die God de Heere van het volk eist. 16) Jebusieten. Versta hierbij ook de Girgasieten. 17) bossen zult gij afhouwen. Te weten, dezulken, waarin zij afgoderij bedreven hadden. 18) nahoereren, Dat is, afgoderij bedrijven, hetwelk geestelijke hoererij genaamd wordt; Jer. 3:9. Zie Lev. 17:7. Jer 3.9 Le 17.7 19) gegoten goden maken. Versta hieronder, ook geschilderde, gehouwen, gesneden goden. Hier worden bij name de gegoten beelden genoemd, ten aanzien van het gegoten kalf, wat zij aangebeden hadden. 20) Het feest der ongezuurde [broden] Zie Exod. 13:6. Ex 13.6 21) Al wat de baarmoeder opent, Hebreeuws, alle opening der moeders; dat is, alle eerstgeborenen; zie Exod. 13. 22) openende [de baarmoeder van] het grote en kleine vee. Hebreeuws, opening van den os; dat is, der koeien of grote beesten, en van het vee. 23) ezel, die [de baarmoeder] opent, Of ezelin. Den ezel of de ezelin mocht men niet offeren, als zijnde onrein. 24) nek breken. Of, onthalzen, of den hals doorhouwen. 25) niet ledig verschijnen. Dat is, niet zonder gave of geschenk; wat men den priester gaf, dat werd gerekend alsof men het God gaf. 26) zult gij rusten. Te weten, op den sabbat. 27) Het feest der weken Versta hier het pinksterfeest, hetwelk gevierd werd zeven weken na pasen; Lev. 23:15; Hand. 2:1. Le 23.15 Ac 2.1 28) houden, Hebreeuws, doen; alzo ook Exod. 31:16; Deut. 16:1. Ex 31.16 De 16.1 29) feest der inzameling, Dat is, ten tijde wanneer gij uwe vruchten uit het veld thuis brengt. 30) als het jaar om is. Hebreeuws, de omloping van het jaar. 31) gedesemd [brood]; Dat is, zolang als er gedesemd brood in uw huis is. 32) De eerstelingen van de eerste vruchten uws lands Dat is, het begin der eerst vruchten, gelijk Exod. 23:19. Ex 23.19 33) naar luid Hebreeuws, naar den mond dezer woorden. 34) brood, Onder het woord brood wordt allerlei spijs verstaan, gelijk onder het woord water allerlei drank. 34) geen water; Onder het woord brood wordt allerlei spijs verstaan, gelijk onder het woord water allerlei drank. 35) Hij schreef op de tafelen Te weten, de Heere, gelijk Exod. 34:1, en Deut. 10:2 te zien is. Dat God, Exod. 34:27, aan Mozes beveelt dit te schrijven, is te verstaan, dat hij het schrijven zou in het boek der wet, gelijk Exod. 17:14, maar niet dat hij het op de twee stenen tafelen schrijven zou. Ex 34.1 De 10.2 Ex 34.27 17.14 36) woorden des verbonds, Dat is, geboden, gelijk Gal. 5:15. Ga 5.15 Exod. 34:29. Ex 34.29 37) glinsterende, Dat is, stralen uitgaf gelijk de zon. Het Hebreeuwse woord komt van een woord, dat hoornen betekent. Hieruit is het misverstand gekomen, dat men Mozes met hoornen schildert. 38) toen Hij met hem sprak. Of, van dat Hij, [te weten, de Heere] met hem gesproken had. Of, omdat Hij, enz. 39) vreesden zij tot hem toe te treden. Het schijnt dat zij in het eerst hem niet terdeeg kenden, maar meenden dat hij een engel was. 40) oversten in de vergadering Of, vorsten, regeerders, prinsen. 41) keerden weder tot hem; Hem nu beter kennende door zijn stem. 42) daarna traden al de kinderen Israls toe; Te weten, nadat de oversten en oudsten des volks het eerst tot Mozes gegaan waren, en zij nu zagen dat Mozes met hen sprak. 43) Zo zagen dan de kinderen Israls het aangezicht van Mozes, Mozes liet het volk den glans van zijn aangezicht zien, opdat zij zijne woorden des te eer en te meer geloven zouden; daarna deed hij het deksel weder op zijn aangezicht, wanneer hij met het spreken wilde, opdat zij hem niet schuwen noch vermijden zouden. 44) met Hem te spreken. Te weten, met God.
Copyright information for
DutKant