‏ Exodus 8:8

10) Bidt vuriglijk tot den HEERE,

Zie Gen. 25:21. De plagen en harde slagen doen Farao dien God kennen, wien hij tevoren niet wilde kennen. Zie Exod. 5:2, en 1 Sam. 6:2,3, enz.

Ge 25.21 Ex 5.2 1Sa 6.2,3

11) wegneme;

De tovenaars konden wel de plagen van God nabootsen, Exod. 8:7, maar zij konden die niet weren noch verlichten.

Ex 8.7

‏ Exodus 9:28

21) (want het is genoeg),

Anders, want het is te veel, dat er [meer] donderen Gods en hagel is.

22) donder Gods noch hagel meer zij;

Dat is, die van God afkomt, of zulke grote en sterke donderslagen.

23) en gij zult niet langer blijven.

Hebreeuws, en zult niet toedoen te staan.

‏ Exodus 10:16-17

19) tegen den HEERE, uw God,

Tegen den Heere, dien ik ongehoorzaam ben geweest; en tegen ulieden, die ik zo onbeleefd verstoten heb.

20) alleen ditmaal,

Alsof hij zeide: indien ik mij na dezen wederom vergrijp, zo bidt niet meer voor mij.

21) dezen dood van mij wegneme.

Dat is, dodelijke plaag, die alles verderft en ons van honger en kommer zal doen sterven; zo staat er 2 Kon. 4:40: De dood is in den pot; dat is, dodelijke kruiden.

2Ki 4.40
Copyright information for DutKant