Exodus 9
1) diene. Dat is, offerande doe. 2) hand des HEEREN zal zijn over uw vee, Dat is, de grote kracht Gods, zonder dat enig werk der mensen er tussen zal komen; zie boven, Exod. 8:19. Ex 8.19 3) al het vee der Egyptenaren stierf; Dat is, allerlei, van iedere soort enigen; of, versta, al de beesten, die in het veld waren, Exod. 9:3, want er zijn er nog enigen overgebleven, gelijk te zien is onder, Exod. 9:19,25, en Exod. 10:5. Ex 9.3,19,25 10.5 4) uw vuisten vol as uit den oven; Hebreeuws, de volheid der vuisten. 5) uitbrekende met blaren, Anders, uitbottende, uitvloeiende. 6) vanwege de zweren; Hebreeuws, van, of, voor het aangezicht van het geweld. Zie van deze manier van spreken, Jes. 17:9. Isa 17.9 7) al Mijn plagen Te weten, allen, die Ik nog voorgenomen heb over u te zenden, totdat gij mijn volk zult laten trekken. 8) in uw hart zenden, Hij wil zeggen: hetgeen Ik na dezen over u zal laten komen, zal u in de huid niet gaan, maar het zal zodanig wezen, dat het uw hart doorboren en kwetsen zal. 9) uitgestrekt, Hebreeuws, uitgezonden; te weten, met pestilentie onder het vee, Exod. 9:3,6. Ex 9.3,6 10) opdat Ik u en uw volk met de pestilentie zou slaan, Dat is, Ik zou wel met dezelfde pestilentie u ook geslagen hebben, gelijk gij wel verdiend hebt; maar om een andere oorzaak [die Exod. 9:16 verhaald wordt], heb Ik u gespaard. Ex 9.16 11) verwekt, Alzo staat er Rom. 9:17. Hebreeuws, daarom heb Ik u doen staan. Ro 9.17 12) een zeer zwaren hagel doen regenen, Dit mirakel is des te wonderbaarlijker, omdat het in Egypte niet placht te regenen, noch te hagelen. 13) vergader uw vee, Zie van het Hebreeuwse woord Jer. 4:6. Jer 4.6 14) die zijn hart niet zette tot des HEEREN woord, Dat is, die des Heeren woord niet achtte, noch ter harte nam; zie boven, Exod. 7:23. Ex 7.23 15) donder en hagel, Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk stemmen; en het wordt ook genomen voor donder, geluid, gedruis. 16) schoot naar de aarde; Hebreeuws, wandelde naar de aarde. Versta hier het vuur van den bliksem, hetwelk met den hagel vermengd was. 17) vervangen; Hebreeuws, zich vattende, of bevangende. De hagel, welke water is, vermengde zich met het vuur, zodat dit een mirakel in een ander mirakel is. 18) sedert het tot een volk geweest is. Dat is, sinds er volk in Egypte geweest of gewoond heeft. 19) al het geboomte des velds. Dat is, het grootste deel der bomen, of allerlei bomen; want onder, Exod. 10:5, blijkt, dat er nog enige bomen van deze plaag zijn vrijgebleven. Ex 10.5 20) ditmaal verzondigd; Farao kwanswijs hier zijn zonde belijdende, spreekt huichelend, zeggende [ditmaat] alsof hij hij ook niet meermalen tevoren gezondigd had. 21) (want het is genoeg), Anders, want het is te veel, dat er [meer] donderen Gods en hagel is. 22) donder Gods noch hagel meer zij; Dat is, die van God afkomt, of zulke grote en sterke donderslagen. 23) en gij zult niet langer blijven. Hebreeuws, en zult niet toedoen te staan. 24) dat de aarde des HEEREN is! Anders, dat dit land des Heere zij; als zijnde een Schepper en Regeerder daarvan, Deut. 10:14,15; Ps. 24:1, en Ps. 135:6, en 1 Cor. 10:26. De 10.14,15 Ps 24.1 135.6 1Co 10.26 25) dat gijlieden voor het aangezicht van den HEERE God Dit wordt bevestigd en bewezen waar te zijn, onder, Exod. 9:35. Ex 9.35 26) werd geslagen; Te weten, door den hagel. 27) aar, Anders, in den halm. Hebreeuws, de gerst was groene aren, of, halm. En het vlas was halm. 28) werden niet geslagen; Te weten, door den hagel. 29) bedekt. Hebreeuws, duister. Hij wil zeggen dat zij nog geen aren en nog geen halmen hadden. 30) door Mozes. Hebreeuws, door de hand van Mozes; dat is, door Mozes' dienst, als zijnde het instrument hetwelk God de Heere gebruikt heeft. Zie deze wijze van spreken, Exod. 35:29; Lev. 8:36; 2 Sam. 11:14; 2 Kon. 17:13; Hag. 1:1; Mal. 1:1, en elders meer. Ex 35.29 Le 8.36 2Sa 11.14 2Ki 17.13 Hag 1.1 Mal 1.1
Copyright information for
DutKant