Ezekiel 1:10

42) mensen,

Te weten van voren. Zie de betekenis boven Ezech. 1:5. Merk dat elk dier vier aangezichten had, van voren het aangezicht van een mens, van achteren het aangeizcht van een arend, ter rechterzijde het aangezicht van een leeuw, ter linkerzijde het aangezicht van een os.

Eze 1.5

43) leeuws

Te weten om daarmede te betekenen dat de engelen zeer sterk zijn. Van de sterkte der leeuwen, zie Richt. 14:18; Spreuk. 30:30; van de heilige engelen, 2 Kon. 19:35; Col. 1:16, die ook sterker zijn dan de duivelen, overmits zij die overwinnen tegen hen strijdende; Dan. 10:13; Openb. 12:7,8,9.

Jud 14.18 Pr 30.30 2Ki 19.35 Col 1.16 Da 10.13 Re 12.7,8,9

44) die vier aan de rechterzijde;

Te weten dieren.

45) ossen aangezicht;

Dit betekent de dienstbare volharding der heilige engelen in het uitvoeren der lasten hun van God opgelegd.

46) arends aangezicht.

Te weten van achteren, gesteld tegen het aangezicht van den mens, dat voren was. Versta hier door de snelheid en wakkerheid der engelen in het werken.

Ephesians 4:11

26) tot apostelen,

Van het onderscheid tussen apostelen en profeten, zie de aantekeningen 1 Cor. 12:28.

1Co 12.28

27) tot evangelisten,

Van dezer ambt, zie Hand. 21:8.

Ac 21.8

28) tot herders

Enige onderscheiden deze twee ambten alzo, dat de herders de gemeente niet alleen zouden leren en onderwijzen, maar ook door de kerkelijke tucht leiden en regeren, gelijk de herders de schapen doen, en dat de leraars alleen bezig zouden zijn om de Schrift te verklaren, en de waarheid der leer tegen de ketterijen en dwalingen te verdedigen. Doch alzo het woord sommigen hier tussen niet staat, gelijk in de voorgaande verscheidene beroepingen, zo nemen het anderen voor enerlei ambt; en dat deze twee namen hier bijeenstaan om aan te wijzen dat alle herders ook leraars moeten zijn, gelijk deze twee namen de een voor den ander in de Schrift dikmaals worden gesteld, en Paulus deze twee zaken bijeenvoegt in de beproeving der kerkedienaars, 1 Tim. 3, en Tit. 1.

Revelation of John 5:8-9

17) genomen had,

Namelijk om de zegelen daarvan te openen en hetgeen daarin begrepen was te openbaren, gelijk Openb. 6:1, en vervolgens tot het einde van deze openbaring.

Re 6.1

18) vielen de vier dieren en de vier en twintig

Gelijk zij hiervoor, Openb. 4:10, voor degene die op den troon zat hadden gedaan, waarmee zij bewijzen, dat zij Hem ook erkennen voor den enigen en waarachtigen God, van ‚‚n wezen en heerlijkheid met den Vader, gelijk de engelen en alle andere schepselen, in het volgende Hem ook dezelfde eer geven, die zij Gode den Vader geven.

Re 4.10

19) citeren en gouden fiolen,

Namelijk gelijk de priesters en levieten in den tempel plachten te gebruiken. Van de citers, als instrumenten van muziek, waarmee zij hun harten verhieven en God loofden, is alom te lezen in de psalmen van David. Van de fiolen, schalen of kruiken van reukwerk, zie 2 Kron. 4:22; Zach. 14:20; door welk reukwerk, de gebeden, die tot God opklommen en Hem in Christus aangenaam waren, werden betekend, gelijk te zien is Ps. 141:2.

2Ch 4.22 Zec 14.20 Ps 141.2

20) welke zijn de gebeden der heiligen.

Dat is, welke betekenen de gebeden der heiligen; en wordt hier gezien op de wijze van doen in het Oude Testament. Want gelijk de priesters dagelijks en de hogepriester eens in het jaar het reukwerk, gevoegd met het bloed der offeranden, Lev. 16:13; Hebr. 9:4, enz., voor God offerden, om te kennen te geven, dat zij als voorgangers der gemeente, en te zamen met de gemeente van het Oude Testament, hun gebeden en dankzeggingen tot God brachten, zo wordt ook hier afgebeeld, dat de voorgangers der gemeente, zo van het Oude als van het Nieuwe Testament, in de triomferende Kerk in den hemel ook gezamenlijk hun gebeden en dankzeggingen in Christus voor Gods troon brengen, gelijk met deze vier dieren en vier en twintig ouderlingen ook alle andere heiligen in den hemel hier verstaan worden, naar den inhoud van den lofzang, die in Openb. 5:9 wordt uitgedrukt en nader verklaard Openb. 6:10, en Openb. 7:9,10,15, en Openb. 8:3.

Le 16.13 Heb 9.4 Re 5.9 6.10 7.9,10,15 8.3
21) nieuw lied, zeggende:

Dat is, van een nieuw maaksel en van een nieuwen inhoud, gelijk Ps. 33:3; Jes. 42:10.

Ps 33.3 Isa 42.10

22) met Uw bloed,

Grieks in uw bloed; dat is, door of met.

Revelation of John 7:11

16) op hun aangezicht, en aanbaden God,

Dat is, met een vernederd gemoed, en met eerbied voor Zijn majesteit. Want de engelen en geesten hebben noch aangezichten, noch vlees, noch benen, gelijk Christus spreekt Luk. 24:39.

Lu 24.39
Copyright information for DutKant