Ezekiel 21:27

104) die [kroon]

Te weten die kroon, van welke in Ezech. 21:26 gemeld is.

Eze 21.26

105) omgekeerd, omgekeerd, omgekeerd stellen;

Dat is gans uitroeien, omwerpen en verderven. Hetzelfde wordt driemalen herhaald om de zekerheid van het verhaal en den ijver van den profeet aan te wijzen, alsook om degenen, wien het aanging, sterkelijk te bewegen. Vergelijk Jer. 7:4, en Jer. 22:29. Het Hebreeuwse woord is zo genomen, Jes. 24:1.

Jer 7.4 22.29 Isa 24.1

106) zij zal niet zijn,

Dat is, daar zal geen koning zijn uit den stam van Juda.

107) [daartoe] recht heeft,

Te weten om de kroon te hebben. Deze is onze Heere Jezus Christus, die de ware zoon en opvolgers is van David.

108) dat geven zal.

Te weten recht.

Copyright information for DutKant