Ezekiel 31:10
20) gij u verheven hebt Dit kan men nemen voor ene aanspraak aan den Assyrir, van welken God terstond [gelijk elders] weder spreekt in den derden persoon; of als een afgebroken rede tot Farao, waarvan de voltrekking volgt onder Ezech. 31:18. Alsof God zeide: Omdat gij u zo verheft, zie toch eens wat de Assyrir ook deed en hoe Ik hem daarover gestraft hebt, enz. Eze 31.18 21) stam, Vergelijk Ezech. 31:14. Eze 31.14 22) stak zijn top Hebreeuws, gaf; vergelijk [aangaande het gebruik van het Hebreeuwse woord, dat naar gelegenheid der zaken velerlei betekenissen lijdt] 2 Sam. 18:9, en boven Ezech. 27:12, enz.; alzo Ezech. 31:14. 2Sa 18.9 Eze 27.12 31.14 23) midden der dichte takken, Hebreeuws alsof men zeide, de tusschenheid; dat is, stak uit onder, en verhief zich boven andere koningen, heren, vorsten, enz. Vergelijk boven Ezech. 19:11. Eze 19.11Ezekiel 31:18
48) gij alzo gelijk O Farao, gij die meent dat uws gelijke niet zij. Zie boven Ezech. 31:2. Eze 31.2 49) onbesnedenen zult gij liggen, Zie boven Ezech. 28:10. Eze 28.10 50) Dat is Farao, Alsof God zeide: Zie daar een levendig beeld van dezen trotsen koning Farao; even zo vast en zeker is zijn staat als van den Assyrir, er alzo zal hij met al zijn hoogmoed varen. 51) menigte, Versta dit van rijkdom, of volk; of met al zijn gewoel, rumoer of gedruis. Zie boven Ezech. 29:19. Eze 29.19
Copyright information for
DutKant