Ezekiel 4:9-10

32) neemt gij voor u tarwe,

Hiermede en met het volgende wordt betekend de grote benauwdheid en hongersnood, die den belegerden overkomen zou.

33) heerse,

Anders genaamd geerst of gierst.

34) in een vat,

Dat is, niet elk soort in een onderscheiden vat, maar alle ondereen gemengd in enig vat; hetwelk placht te geschieden in tijd van nood, als er groot gebrek van broodkoren is.

35) driehonderd en negentig dagen,

Dat is, omtrent de veertien maanden zal de belegering van Jeruzalem duren.

36) sikkelen daags;

Versta gemene of burgerlijke sikkelen, van welke een deed omtrent een oordje van een rijksdaalder, Gen. 20:16; vier van dezen maakten het gewicht van een ons; dat is, van een rijksdaalder. Zo was dan het gewicht van twintig sikkelen vijf onsen.

Ge 20.16

37) van tijd tot tijd

Dat is, telken dage zult gij maar zoveel eten, te weten tot een teken van hongersnood, die in Jeruzalem wezen zal. Alzo in Ezech. 4:11, van den dagelijksen drank. Vergelijk 2 Kon. 25:3; Jer. 37:21.

Eze 4.11 2Ki 25.3 Jer 37.21
Copyright information for DutKant