Ezekiel 40:38
68) kameren nu en haar deuren Hebreeuws, kamer, deur; dat is, elk ene. 69) wiesmen Hebreeuws, wiesen, spoelden zij, of zouden zij wassen; vergelijk boven Ezech. 40:22, en zie Exod. 29:17; Lev. 1:9,13, en Lev. 8:11,21, en Lev. 9:14; afbeeldende den heiligen doop, mitsgaders de geestelijke reiniging en zuivering, die zij dagelijks allen van node hebben, die God welbehagelijk zullen dienen; waarvan dikwijls in de Schriftuur gesproken wordt; zie Hand. 22:16; 1 Cor. 6:11; 2 Tim. 2:21; Tit. 3:5; Hebr. 10:22,23; Jak. 4:8, enz. Eze 40.22 Ex 29.17 Le 1.9,13 8.11,21 9.14 Ac 22.16 1Co 6.11 2Ti 2.21 Tit 3.5 Heb 10.22,23 Jas 4.8 70) brandoffer. Zie Gen. 8:20; Lev. 6:9, met de aantekening. Versta hier, het vlees, dat geofferd zou worden. Ge 8.20 Le 6.9 Ezekiel 40:41-42
74) Vier tafelen van deze, Zie Ezech. 40:39,40. Eze 40.39,40 75) men slachtte. Vergelijk boven Ezech. 40:22,38. Eze 40.22,38 76) men het brandoffer en slachtoffer slachtte. Vergelijk boven Ezech. 40:22,38,41. Eze 40.22,38,41
Copyright information for
DutKant