Ezekiel 40:49

93) trappen,

Zonder te melden hoeveel, gelijk boven Ezech. 40:6.

Eze 40.6

2 Corinthians 3:6

15) nieuwen Testaments, niet

Of verbonds. Alzo wordt genaamd het verbond der genade, in hetwelk God Zijn volk belooft de vergeving der zonden en de rechtvaardigheid door het geloof in Christus, mitsgaders ook de vernieuwing door den Heiligen Geest, wiens kracht zich in de predikatie des Evangelies aan de harten der uitverkorenen openbaart, gelijk beloofd wordt Jer. 31:31; Ezech. 36:25; waarom ook het Evangelie een dienst des Geestes en des levens, 2 Cor. 3:6,8, en der rechtvaardigheid, 2 Cor. 3:9, wordt genaamd.

Jer 31.31 Eze 36.25 2Co 3.6,8,9

16) der letter, maar

Dat is, des verbonds van de wet, hetwelk letter genaamd wordt, omdat de wet alleen met letteren in stenen tafelen geschreven is; gelijk in 2 Cor. 3:7 verklaard wordt.

2Co 3.7

17) des Geestes; want de

Dat is, van de leer en de predikatie van het Evangelie, waardoor de Heilige Geest het geloof in ons werkt. Zie Hand. 16:14; Gal. 3:2,3, enz.

Ac 16.14 Ga 3.2,3

18) doodt, maar de Geest

Namelijk omdat de wet, hoewel zij den weg tot het leven aanwijst, den verdorven mens de kracht niet toebrengt om die te onderhouden, noch gene beloften om den overtreder de zonden te vergeven, maar vervloekt een iegelijk, die niet blijft in al wat er geschreven is, Gal. 3:10, en overtuigt ons van onze overtreding en dienvolgens dat wij den dood, die den overtreders wordt gedreigd, waardig en denzelven onderworpen zijn; Rom. 7:7, enz. Waarom ook dezelve ene bediening der verdoemenis genaamd wordt, 2 Cor. 3:9. Zie hiervan breder Rom. 8:2,3,4, en Rom. 10:3,4,5; Gal. 3:5, enz., en Gal. 4:21, enz; Hebr. 8:6, enz., waar de apostel het onderscheid van deze twee verbonden nader verklaart.

Ga 3.10 Ro 7.7 2Co 3.9 Ro 8.2,3,4 10.3,4,5 Ga 3.5 4.21 Heb 8.6

19) maakt levend.

Dat is, het Evangelie wijst niet alleen aan den weg tot het leven en de zaligheid, door het geloof in Jezus Christus, maar is ook vergezelschapt met de kracht des Heiligen Geestes, waardoor het geloof in de uitverkorenen gewrocht en bewaard wordt, en zij uit den dood der zonden opgewekt en levend gemaakt worden.

2 Corinthians 4:5

2 Corinthians 4:7

15) schat in

Namelijk van de kennis der heerlijkheid Gods in het aanschijn van Christus.

16) aarden vaten, opdat

Dat is, wij zijn zwakke, verachte en tedere instrumenten in het midden van alle vervolgingen.

17) der kracht

Namelijk van dit Woord des Evangelies.

18) zij Godes, en niet

Dat is, Gode alleen toegeschreven mag worden, gelijk die alleen uit God is en niet uit ons. Zie 2 Cor. 3:5,6.

2Co 3.5,6

Galatians 3:1

1) uitzinnige Galaten,

Of, onverstandige, onwijze. Zo noemt hij hen, om te tonen dat hij houdt, dat zij dit deden meer uit onbezonnenheid of onvoorzichtigheid dan uit boosheid. Zie dergelijke Luk. 24:25, waarmede hij dan niets doet tegen de leer van Christus, Matth. 5:22. Zie ook 1 Cor. 15:36.

Lu 24.25 Mt 5.22 1Co 15.36

2) betoverd, dat

Dat is, de ogen uws verstands alzo verblindt, dat gij de rechte waarheid niet kunt zien, gelijk de goochelaars de uiterlijke ogen der mensen betoveren, dat zij menen te zien hetgeen zij niet zien. Hij vergelijkt dan deze valse leraars bij goochelaars, en geeft hun de voornaamste schuld van deze verleiding, die als bedriegers met schoonspreken en listigheden de eenvoudigen verleiden.

3) der waarheid

Namelijk des Evangelies, dat de mens voor God gerechtvaardigd wordt door het geloof; waarvan gesproken is Gal. 2:5,14.

Ga 2.5,14

4) gehoorzaam zijn;

Dat is, aannemen en geloven.

5) geschilderd is

Of, voorgeschilderd, dat is, zo klaarlijk door mijne predikati‰n u voorgedragen, alsof het in een tafereel geschilderd was of voorgeschreven.

6) gekruist zijnde?

Dat is, van wiens kruisiging, mitsgaders van de oorzaken en vruchten derzelve, dat wij namelijk daardoor van den vloek der wet en dienstbaarheid der ceremoni‰n verlost zijn, ik u zo overvloedig en klaar heb geleerd, alsof Hij zelf voor uwe ogen gekruisigd was geweest.

Hebrews 9:9

24) een afbeelding

Grieks parabole; dat is, ene gelijkenis die wat anders beduidt.

25) dengene, die de dienst pleegde,

Grieks den dienenden; dat is, die den dienst was doende.

26) niet konden heiligen naar het geweten;

Of niet konden volmaken, namelijk in zichzelf aangemerkt, of door hun kracht; anderszins konden zij, in hun recht gebruik, dienen om de gelovige vaderen op Christus te wijzen, door wiens offerande de conscienti‰n zouden gereinigd worden, gelijk hierna Hebr. 9:14 wordt verklaard.

Heb 9.14

Hebrews 9:24

66) van het ware,

Namelijk van het heiligdom, dat is, des hemels, dat door dit ander werd afgebeeld, gelijk volgt.

67) om nu te verschijnen

Namelijk met Zijne overwinnende offerande, die Hij hier op aarde Zijn Vader onstraffelijk opgeofferd had, tot een verzoening voor alle zonden Zijner gelovigen, en met een eeuwige begeerte, dat die ons tot onze zaligheid altijd zou worden toege‰igend. Zie Rom. 8:34; 1 Tim. 2:5, en 1 Joh. 2:1,2.

Ro 8.34 1Ti 2.5 1Jo 2.1,2
Copyright information for DutKant