Ezekiel 45:1-2

1) gijlieden nu het land

Dewijl niet alleen de vorige tempel verbrand, maar ook de stad en het ganse land verwoest en het volk Gods weggevoerd was, en in het voorgaande van den nieuwen tempel gehandeld is, zo wordt nu in het volgende gesproken van het land en volk, met hun vorst; afbeeldende een gehele en volkomen herstelling van deze geestelijke republiek onder den Messias.

2) zult doen vallen in erfenis,

Dat is, door het vallen of werpen van het lot zult delen onder u; zie Ps. 16:5,6, met de aantekening, alzo onder Ezech. 46:14,22, en Ezech. 48:29; in allen gevallen zie de manier van spreken op de loting, hoewel het lot noch hier noch in het volgende uitdrukkelijk vermeld wordt. Het is aanmerkelijk dat de stammen hunne landpalen niet bij loting, gelijk in het boek Jozua, maar door Gods bijzondere ordinantie in Ezech. 48: worden toegelegd; vergelijk Matth. 25:34.

Ps 16.5,6 Eze 46.14,22 48.29 Mt 25.34

3) hefoffer den HEERE offeren,

Of gave. Hebreeuws, ene heffing heffen, waarmede gezien wordt op de hefoffers der wet, die van de rest als opgeheven of opgenomen en den Heere opgedragen en geheiligd werden.

4) heilige plaats,

Te weten, afzonderende dezelve van de rest des lands tot een heilig gebruik; of, men kan [met sommigen] deze woorden voegen bij het woord offeren aldus: Gij zult den Heere offeren van het land een heilig deel, alzo Ezech. 45:4. Hebreeuws, ene heiligheid.

Eze 45.4

5) [meetrieten],

Dit ingevoegde woord genomen uit boven Ezech. 42:15,16,17,18,19,20, en hier Ezech. 45:2, waar naar de eerste maat der rieten, de ellen in het bijzonder gespecificeerd worden, voor het ledig, of de vrije buitenruimte.

Eze 42.15,16,17,18,19,20 45.2

6) in zijn gehele grenzen rondom

Dat is, zo wijd en ver als het reikt.

7) heilig zijn.

Hebreeuws, ene heiligheid. Zie boven Ezech. 43:12.

Eze 43.12
8) Hiervan

Deze stof, die hier begonnen en Ezech. 45:9 afgebroken is, wordt in Ezech. 48:8, enz. vervolgd. Men kan het in het geheel bekwamelijk aldus met sommigen verstaan dat dit afgezonderd gedeelte des lands, van vijf en twintig duizend in lengte en breedte, en zo voorts, aan zijne vier hoeken, verder is afgedeeld in drie delen; de eerste tien duizend in breedte, voor het heiligdom met zijn buitenruimte en de woningen der priesters; de tweede tien duizend voor de Levieten; de overschietende vijf duizend voor de stad; en wat er voorts oostwaarts en westwaarts, tussen de zuidelijke grenzen van Juda en de noordelijke grenzen van Benjamin overschoot, voor de dienaars der stad [onder Ezech. 48:18,19], en wijders voornamelijk voor den vorst; waarop in het volgende dient gelet.

Eze 45.9 48.8,18,19

9) zullen tot het heiligdom zijn

Hebreeuws, zal.

10) met vijfhonderd,

Of, door, bij; dat is, [naar sommiger gevoelen] vijfhonderd rieten in lengte, met gelijke vijfhonderd in breedte; of vijfhonderd overeenkomende met andere vijfhonderd in het vierkant rondom gemeten; vergelijk onder Ezech. 48:20.

Eze 48.20

11) buitenruim rondom.

Zie van het Hebreeuwse woord [dat anderszins voorstad wordt overgezet, als er van steden gesproken wordt] boven Ezech. 36:5.

Eze 36.5
Copyright information for DutKant