Ezekiel 7:27
94) met verwoesting bekleed zijn, Dat is gans zeer vervuld zijn met ontzetting, verbaasdheid en wanhoop. Zie gelijke manier van spreken Job 8;22, en in de aantekening. Hebreeuws, de vorst zal bekleed zijn, enz. 95) het volk des lands Dat is, van het gemene volk. Alzo Jer. 44:21; Hag. 2:5. Jer 44.21 Hag 2.4 96) beroerd zijn; Dat is, door beroering en ontzetting des harten gans onbekwaam zijn om iets tot afkering des vijands uit te richten. Vergelijk 2 Sam. 4:1, en de aantekening. 2Sa 4.1 97) naar hun weg, Dat is, naar de verdiensten hunner werken. 98) met hun rechten zal Ik ze richten; Dat is, met de straffen, die zij verdiend hebben. Recht voor straf. Zie 2 Kron. 20:12, of naar de wijze, alzo zij verdienen. Recht voor wijze. Zie Gen. 40:13. 2Ch 20.12 Ge 40.13Ezekiel 33:10
13) op ons zijn, Dat is, wij dragen de straffen van dien; vergelijk boven Ezech. 32:27; zie Lev. 5:1. Eze 32.27 Le 5.1 14) versmachten, Volgens Gods dreigementen; vergelijk boven Ezech. 24:23; zie aldaar. Eze 24.23 15) leven? Gelijk Gij ons belooft, maar [willen zij zeggen] wij bevinden het tegendeel inderdaad; alzo murmureerden zij over Gods plagen, zonder te letten op hunne bekering, waarop de beloften van het leven gingen.
Copyright information for
DutKant