Ezekiel 9:3
17) de heerlijkheid des Gods van Isral Zie boven Ezech. 1:28. Eze 1.28 18) cherub, Versta de cherubim, die over de ark waren, in het allerheiligste, tot een teken van zijn genadige tegenwoordigheid bij dat volk. Sommigen verstaan de cherubim, die Ezechil in het gezicht gezien heeft. Vergelijk onder Ezech. 10:4, met de aantekening. Zie van de cherubim Gen. 3:24. Eze 10.4 Ge 3.24 19) Hij was, Te weten de God van Isral. Of zij was, namelijk de heerlijkheid Gods. 20) dorpel van het huis; Dat is, de uitgang van het allerheiligste. Dit betekende dat God van den tempel scheiden wilde.
Copyright information for
DutKant