Ezra 9:1-2

1) volken dezer landen,

Die in de heidense gruwelen der afgoderij bleven steken, aan welken God, Deut. 7:2,3, enz. en elders, zijn volk uitdrukkelijk verboden had te huwelijken.

De 7.2,3
2) heilig zaad

Dat is, heilig geslacht, dat Isra‰l was vanwege het verbond, dat God met Abraham en zijn zaad gemaakt had. Vergelijk Gen. 6:2; 1 Cor. 7:14.

Ge 6.2 1Co 7.14

3) overheden

Of, regenten, magistraten, voorstanders.

4) eerste geweest

Hebbende alzo anderen een kwaad exempel gegeven.

Nehemiah 13:23

54) Asdodische,

Dat is, heidense vrouwen van allerlei vreemde volken. Asdod was een stad en streek der Filistijnen. Zie 1 Sam. 5:1,2, enz.

1Sa 5.1,2

55) doen wonen.

Dat is, getrouwd. [Zie Ezra 10:2] niettegenstaande de reformatie tevoren bij Ezra gedaan, Ezra 9, en Ezra 10, en hun eigen belofte [boven, Neh. 10:30] met ede verzegeld. Alzo Neh. 13:27.

Ezr 10.2 Ne 10.30 13.27

Malachi 2:11

34) de heiligheid des HEEREN,

Dat is, het heilige huwelijk van God ingesteld.

35) Hij liefheeft;

Te weten, de Heere. Anders: die hij [te weten, Juda] behoorde lief te hebben.

36) want hij heeft de dochters eens vreemden gods getrouwd.

Daarmede ontheiligde hij de heiligheid des Heeren, mits trouwende ene dochter van een vreemden god; dat is, een uitlandse vrouw, die een vreemden god dient; zie Ezra 9:10; Neh. 13:23, enz. En merk hier, dat gelijk de godzaligen genoemd worden kinderen Gods, alzo ook de goddeloze afgodedienaars genoemd worden zonen en dochters der afgoden, of der vreemde goden.

Ezr 9.10 Ne 13.23
Copyright information for DutKant