Galatians 3:1
1) uitzinnige Galaten, Of, onverstandige, onwijze. Zo noemt hij hen, om te tonen dat hij houdt, dat zij dit deden meer uit onbezonnenheid of onvoorzichtigheid dan uit boosheid. Zie dergelijke Luk. 24:25, waarmede hij dan niets doet tegen de leer van Christus, Matth. 5:22. Zie ook 1 Cor. 15:36. Lu 24.25 Mt 5.22 1Co 15.36 2) betoverd, dat Dat is, de ogen uws verstands alzo verblindt, dat gij de rechte waarheid niet kunt zien, gelijk de goochelaars de uiterlijke ogen der mensen betoveren, dat zij menen te zien hetgeen zij niet zien. Hij vergelijkt dan deze valse leraars bij goochelaars, en geeft hun de voornaamste schuld van deze verleiding, die als bedriegers met schoonspreken en listigheden de eenvoudigen verleiden. 3) der waarheid Namelijk des Evangelies, dat de mens voor God gerechtvaardigd wordt door het geloof; waarvan gesproken is Gal. 2:5,14. Ga 2.5,14 4) gehoorzaam zijn; Dat is, aannemen en geloven. 5) geschilderd is Of, voorgeschilderd, dat is, zo klaarlijk door mijne predikatin u voorgedragen, alsof het in een tafereel geschilderd was of voorgeschreven. 6) gekruist zijnde? Dat is, van wiens kruisiging, mitsgaders van de oorzaken en vruchten derzelve, dat wij namelijk daardoor van den vloek der wet en dienstbaarheid der ceremonin verlost zijn, ik u zo overvloedig en klaar heb geleerd, alsof Hij zelf voor uwe ogen gekruisigd was geweest.
Copyright information for
DutKant