Genesis 1:1

1) beginne

Van den tijd der schepping aller creaturen, die door de schepping in het wezen gekomen zijn; dewijl zij tevoren niet geweest waren, maar God alleen, die zonder begin is, Ps. 90:2; Spreuk. 8:22 , 23; Col. 1:17. Verg. dit met Joh. 1:1.

Ps 90.2 Pr 8.22 , 23 Col 1.17 Joh 1.1

2) schiep

Scheppen, is in dit hoofdstuk en elders te zeggen, iets voortreffelijks te maken, hetwelk tevoren niet was, hetzij uit niet, vs. 1, of uit wat anders, dat uit niet geschapen was, als vs. 21 , 27. Van het Hebr.woord Elohim, dat is God, zie hoofdstuk Gen. 20:13.

Ge 1.1 , 21 , 27 20.13

3) hemel

Door hemel, of (hemelen) [zijnde dit woord bij de Hebre�n in het getal van ��n niet gebruikelijk] en aarde, mag men in dit eerste vers verstaan �f den hemel en de aarde, zoals ze op den eersten dag zijn geschapen, �f de ganse wereld, met alle hemelse en aardse schepselen daaronder begrepen. Verg. Gen. 2:1.

Ge 2.1

1 Kings 22:19

32) hij:

Namelijk de profeet Micha.

33) zag den HEERE,

Te weten, niet in zijn wezen, maar in de tekenen zijner openbaring, welke den profeten zijn vertoond geweest, somtijds lichamelijk aan de ogen des lichaams, somtijds alleen geestelijk aan het verstand. Zie Gen. 32:30, en Num. 12:8.

Ge 32.30 Nu 12.8

34) zittende

God wordt ons aldus voorgesteld bij gelijkenis van een aards monarch, die met vele dienaren omsingeld zijnde, gezeten is om te richten. Het doel is om ons te onderwijzen van de heerlijkheid zijner majesteit, van de wijsheid zijner oordelen, en van de almogendheid zijner werken.

35) hemelse heir

Versta, de engelen, of hemelse geesten. Zie Gen. 2:1, en boven, 1 Kon. 18:15, en vergelijk Ps. 103:21, en Ps. 148:2; Jes. 45:12.

Ge 2.1 1Ki 18.15 Ps 103.21 148.2 Isa 45.12
Copyright information for DutKant