Genesis 11:1

1) de ganse aarde

Alle bewoners der aarde, v¢¢r en na den zondvloed, totdat deze verdeling der spraken geschied is.

2) van enerlei

Het wordt er voor gehouden, dat dit de Hebreeuwse spraak [die haar naam heeft van Heber] geweest is; onder anderen daarom, omdat de eigennamen der eerste mensen van Hebreeuwsen oorsprong zijn, als Adam, Heva, Ka‹n, Habel, enz.

3) spraak,

Hebr. lip, gelijk in het volgende.

Job 2:10

23) lippen niet.

Dat is, met zijn woorden, of met zijn spreken, gelijk hij wel daarna niet geheel vrij van deze zonde is geweest. Het woord lip is aldus genomen onder, Job 11:2, en Job 12:20; Spreuk. 7:21, en Spreuk. 12:19, en Spreuk. 24:28, enz. Vergelijk Gen. 11:1, en de aantekening.

Job 11.2 12.20 Pr 7.21 12.19 24.28 Ge 11.1
Copyright information for DutKant