Genesis 12:8

19) Beth-el,

Een stad, gelegen in het land, dat den stam van Benjamin daarna toegevallen is, en aldus eerst genoemd door Jakob, toen hij reisde naar Mesopotami‰, maar v¢¢r dien tijd geheten Luz; onder Gen. 28:19.

Ge 28.19

20) westen,

Hebr. zee. Hierdoor wordt het westen verstaan, omdat de westzijde van Kana„n aan de zee gelegen was; zie onder Gen. 13:14, en Gen. 28:14; Num. 3:23; Deut. 3:27, enz.

Ge 13.14 28.14 Nu 3.23 De 3.27

21) Ai

Een stad in het land Kana„n, in den stam van Benjamin, oostwaarts van Bethel gelegen; zie Joz. 7:2.

Jos 7.2

22) riep den naam

Zie boven Gen. 4:26.

Ge 4.26

Daniel 7:5

22) het andere dier,

Dat is, een ander dier dan het Chaldeeuwse bij een leeuw vergeleken, Dan. 7;14, namelijk de monarchie der Perzen, die straks de Chaldeeuwse monarchie gevolgd is; bij zilver vergeleken, Dan. 2:32.

Da 2.32

23) een beer,

Hiermede wordt het rijk der Perzen afgebeeld, omdat zij wreed, woest, wild, gruwzaam en verschrikkelijk waren, gelijk de wilde woudberen, niet van zulken hogen en edelen aard als de leeuw, Dan. 7:4. Zie boven Dan. 2:39. Doch de Heere heeft hunne wreedheid bedwongen, ten aanzien van zijn volk.

Da 7.4 2.39

24) stelde zich aan de ene zijde,

Dat is, het Perzische rijk heeft eerst aan de ene zijde der wereld begonnen, te weten in het oosten, zijnde klein in het eerst, besloten tussen zijn bergen, een natie die niet zeer groot geacht was. Evenwel slokte hij het eerst de Meden in, daarna ook de Babyloni‰rs, en maakte er ‚‚ne heerschappij van. Anders: hetwelk ene heerschappij heeft opgericht.

25) drie ribben in zijn muil tussen zijn tanden;

Dat is, naar de uitlegging van enigen, drie grote tanden, als ribben. Sommigen verstaan door deze drie ribben die volken, die van de Perzen aan het westen, noorden en zuiden, zijn ondergebracht, Dan. 8:4; ja die zij als verscheurd en verslonden hebben door hun grote krijgsmacht. Sommigen menen dat door deze drie ribben betekend worden de overgrote wreedheid van dit dier, namelijk der Perzische monarchie.

Da 8.4

26) men zeide aldus tot hetzelve:

De zin is dat God de Perzen, door zijn heimelijken raad daartoe verwekt en gedreven heeft, dat zij vele volken door krijgsmacht dwingen en ten onderbrengen zouden. Vergelijk Jes. 21:2. Chaldeeuws, en zij zeiden, te weten de engelen, door het bevel van God.

Isa 21.2

27) eet veel vlees.

Hiermede wordt aangewezen de grote wreedheid en bloeddorstigheid der Perzen, hetwelk Thomyris, de koningin van Scyti‰, den koning Cyrus verweten heeft, toen zij hem in een veldslag overwonnen en zijn hoofd afgehouwen en in een kuip vol mensenbloed gestoken hebbende, overluid riep: Verzadig u nu met bloed, daar gij zozeer naar gedorst hebt. Justin. lib. 3, en Oros. lib. 2.

Copyright information for DutKant