Genesis 13:15
23) Al dit land, dat gij ziet, Niet wat hij toen gans zag, maar wat hem gans beloofd werd. 24) zal Ik Wel tot een aardse herberg voor uw vleselijk zaad, maar ook tot een teken van het hemelse vaderland voor uw geestelijk zaad. Verg. Hebr. 11:9,10,14,15,16. Heb 11.9,10,14,15,16 25) u geven, Te weten, u het recht tot het aardse Kanan, en uw zaad naar het vlees te zijner tijd de dadelijke bezitting; daarna u en uw geestelijk zaad, hier het recht tot het hemelse Kanan en hierna de eeuwige bezitting daarvan; alles uit genade. 26) tot in eeuwigheid. Dat is, een langen tijd, te weten, totdat de Messias, het zaad der zegening, uit uw vlees geboren zijnde, het werk der verlossing op aarde zal volbracht hebben. Het /hw wordt in andere betekenissen dikwijls genomen voor den gansen tijd der wet. Zie onder Gen. 17:13, en Gen. 48:4; Ps. 132:4. Of, eigenlijk in eeuwigheid, ten aanzien van het geestelijke Kanan en het geestelijke zaad. Ge 17.13 48.4 Ps 132.4Genesis 19:13-14
23) haar geroep Versta het geroep der inwoners van Sodom. 24) groot Zie boven Gen. 4:10, en Gen. 18:20. Ge 4.10 18.20 25) voor het Alzo gekomen tot zijne kennis, dat Hij naar zijn gerechtigheid wraak daarover doen wilde. Want het aangezicht des Heeren is tegen degenen, die kwaad doen, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien, Ps. 34:17. Ps 34.16 26) nemen Dat is, trouwen. Alzo boven Gen. 6:2, en onder Gen. 24:3, en Gen. 28:6, en Gen. 34:9; Deut. 7:3. Ge 6.2 24.3 28.6 34.9 De 7.3 27) als jokkende. Een levend beeld van de zorgeloze en vleselijke mensen, ten tijde van nakende straffen. Zie Matth. 24:38; Luk. 17:28,29; 1 Thess. 5:3. Mt 24.38 Lu 17.28,29 1Th 5.3Genesis 48:21
37) ik sterf; Dat is, ik zal haast sterven; zijnde de tegenwoordige tijd genomen voor den tijd, die haast komen zal en aanstaande is; verg. boven, Gen. 19:13, en Gen. 20:3; Joh. 14:2. Ge 19.13 20.3 Joh 14.2 38) in het land Dat is, in het land Kanan.Genesis 50:5
9) Zie, ik sterf; Zie boven, Gen. 48:21, en hier Gen. 50:24. Ge 48.21 50.24 10) dat ik mij in Aldus hebben ook anderen, toen zij nog leefden, hun graf tegen hun dood laten bereiden. Zie 2 Kron. 16:14; Jes. 22:16; Matth. 27:60. 2Ch 16.14 Isa 22.16 Mt 27.60Genesis 50:24
46) Ik sterf; Zie boven, Gen. 50:5. Ge 50.5 47) bezoeken, en Hebr. bezoekende bezoeken; dat is, Hij zal u zekerlijk bezoeken, te weten, naar zijn genade; om u wl te doen en zijn beloften aan u te volbrengen; zie boven, Gen. 21:1, en hier het volgende vers, Gen. 50:25. Ge 21.1 50.25Exodus 12:33
66) zijn allen dood! Zie Gen. 20:3. Ge 20.3Jonah 1:3
8) te vluchten Wat hem hiertoe bewogen heeft, zie onder Jona 4:2. Jon 4.2 9) Tarsis De vermaarde zeehaven en hoofdstad van Cicili, de geboorteplaats van den apostel Paulus. Zie 1 Kon. 10:22, en Hand. 21:39, en Hand. 22:3. 1Ki 10.22 Ac 21.39 22.3 10) HEEREN Voor wiens aangezicht hij, als Gods dienstknecht, schuldig was te staan [gelijk de Schrift gemeenlijk spreekt] om zijn bevelen te ontvangen en te verrichten, zulks hij, hier zoekende te ontgaan, gezegd wordt van Gods aangezicht te vluchten, dat is, dezen zijn plicht verlaten. Zie Deut. 10:8; 1 Kon. 17:1, enz. De 10.8 1Ki 17.1 11) Jafo Anders genoemd Joppe, ook ene zeehaven. Zie 2 Kron. 2:16. 2Ch 2.16 12) daarvan Te weten van het schip. Hebr. het loon van hetzelfde, te weten het schip. 13) henlieden Het scheepsvolk.Matthew 3:10
11) de bijl aan de wortel der bomen gelegd; De straf Gods is nakende, niettegenstaande gij roemt afkomstig te zijn van Abraham, tenzij gij Abrahams werken doet; Joh. 8:39. Joh 8.39Matthew 17:11
10) zal wel eerst komen, Dat is, moest wel eersat komen naar de voorzegging van den profeet Mal. 4:5. Mal 4.5 11) weder oprichten. Dat is, de rechte leer van den Messias verklaren, die door de Farizen was vervalst en verduisterd, en Christus de weg bereiden.
Copyright information for
DutKant