Genesis 18:9

20) Waar is

Niet alsof zij het niet wisten, maar om gelegenheid te nemen van te komen tot de volgende handeling.

21) tent.

Abraham wijst op de tent van zijn huisvrouw, gelijk blijkt uit het volgende vs. 10, want de huisvaders en de huismoeders hebben elk hun bijzondere tenten gehad; onder Gen. 23:2, en Gen. 24:67, en Gen. 31:33.

Ge 18.10 23.2 24.67 31.33

Genesis 19:12

22) die gij

Anders, wat gij hebt, enz.

Jonah 1:5

16) de zeelieden

Of, zeevaarders, als schippers, bootsvolk en reizigers, die in de zoute zee voeren, waarop het Hebr. woord ziet.

17) zijn god

Dat is, afgod, dien hij naar het gebruik zijner woonplaats gewoon was te dienen.

18) de vaten, die in het schip waren

Allerlei roerend goed. Zie van het Hebr. woord, Lev. 15:4.

Le 15.4

19) verlichten

Of, ontlasten.

20) de zijden van het schip

Dat is, ene der zijden. Zie Richt. 12:7.

Jud 12.7

21) diepen slaap bevangen

Als op gene zwarigheid denkende, of, menende buiten alle gevaar te zijn.

Matthew 27:44

36) moordenaars,

Eigelijk is dit gedaan door ‚‚n van de mordenaars, gelijk Lukas getuigt in Luk. 23:36, maar idt wordt aldus in het algemeen gezegd om aan te wijzen dat Christus van alle soorten mensen is bespot, zelfs van de moordenaars. Ten ware dat men zeide [gelijk sommige oude leraars menen] dat zij eerst beiden zouden gelasterd hebben, en dat daarna de een, ziende de wonderen die er geschiedden, bekeerd zou zijn.

Lu 23.36
Copyright information for DutKant