Genesis 21:8

Genesis 43:25

36) brood eten

Dat is, hun maaltijd houden, of ten eten blijven. Zie boven, Gen. 31:54.

Ge 31.54

Job 1:4

11) zijn dag;

Te weten, zijner beurt om zijn maaltijd te geven; want hiervan ging zekere orde onder hen om. En misschien kwam de orde op elkeen, ten dage zijner geboorte. Want Job noemt dezen zijnen dag; Job 3:1.

Job 3.1

12) zonden henen,

Te weten, boden, die de zusters ter maaltijd zouden noden. Alzo in Job 1:5.

Job 1.5

Luke 14:14

10) vergolden worden

Namelijk van God uit genade. Van deze vergelding zie Matth. 25:36.

Mt 25.36

11) in de opstanding der rechtvaardigen.

Namelijk ten eeuwigen leven. Want anderszins zullen ook de onrechtvaardigen opgewekt worden, doch tot de eeuwige verdoemenis, Dan. 12:2; Joh. 5:29; Hand. 24:15.

Da 12.2 Joh 5.29 Ac 24.15
Copyright information for DutKant