‏ Genesis 22:23-24

43) Rebekka;

Hebr. Ribka, die naderhand aan Izak vertrouwd is; ond. Gen. 24.

44) bijwijf,

Versta een zodanige vrouw, die wel tot voortteling van kinderen getrouwd werd, naar het misbruik van dien tijd, maar evenwel werd genomen zonder bruidschat en huwelijkscontract, staande onder de wettelijke en principale huisvrouw; gelijk ook haar kinderen geen erfgenamen waren, maar werden met giften of legaten uitgezet; bov. Gen. 21:14,15 en Gen. 25:6. Het Hebreeuwse woord betekent een gedeelde of halve vrouw.

Ge 21.14,15 25.6

45) Ma„cha.

Dit schijnt hier de naam van een man te zijn; alsook 2 Sam. 10:6, de naam van zekeren koning. Aldus was ook genoemd de moeder van den koning Asa, 1 Kon. 15:13.

2Sa 10.6 1Ki 15.13
Copyright information for DutKant