‏ Genesis 25:26

52) Jakob.

Hebr. Jaacob. Deze naam betekent zoveel, alsof men zeide: hielhouder; zie onder, Gen. 27:36.

Ge 27.36

53) was zestig

Hebr. een zoon van zestig jaar. Gelijk Abraham honderd jaren oud zijnde, 25 jaren gewacht had naar de vervulling der belofte Gods, boven Gen. 12:4; alzo heeft Izak, nu oud zijnde zestig jaren, tevoren twintig jaren moeten wachten op de vervulling dezer belofte. Zo weet God de zijnen te beproeven en te oefenen.

Ge 12.4

54) als hij

Of, als zij hen baarde, want de tekst kan beide betekenen.

‏ Jeremiah 17:9

34) Arglistig

Of, tukachtig, bedriegelijk, achterhoudend, genegen tot overtreding. Het Hebreeuwse woord akob is hetzelfde, waarvan de patriarch Jakob zijnen naam gekregen heeft, omdat hij zijnen broeder in de geboorte bij den hiel had; maar dat het ook de betekenis heeft van list, lage, bedrog, tukken, ondertreding, enz., blijkt niet alleen hier, maar ook boven Jer. 9:4; Gen. 27:36; Joz. 8:13; 2 Kon. 10:19.

Jer 9.4 Ge 27.36 Jos 8.13 2Ki 10.19

35) hart,

Van den mens na den val, zolang het door den geest der wedergeboorte niet is vernieuwd; en zo boos van harte waren de huichelaars en afvallige Joden, die van God afweken en op Hem niet vertrouwden, hoewel zij het niet wilden weten, maar zichzelven in hunne boosheid liefkoosden en de bestraffing der profeten verachtten, waarover God verklaart hun richter te zullen zijn, in Jer. 17:10.

Jer 17.10

36) enig ding,

Of, bovenal.

37) dodelijk

Ten dode strekkende, waar de dood aan vast is, ongeneeslijk, vertwijfeld boos. Van het Hebreeuws woord heeft de mens den naam van Enosch, betekenende zijn sterflijken of ellendigen staat, in welken hij door de zonde gevallen is.

Copyright information for DutKant