‏ Genesis 32:30

47) Pni‰l;

Dat is, Gods aangezicht, of het aanzien van God; zie 1 Kon. 12:25; in het volgende vers Gen. 32:32. Pnuel.

1Ki 12.25 Ge 32.32

48) God gezien

Niet in zijn goddelijk wezen, maar in zulk een gedaante, waardoor Hij zich klaarder aan mij geopenbaard heeft dan immer tevoren.

49) mijne ziel

Hij verwondert zich dat hij niet gestorven was, God gezien hebbende. Zie boven Gen. 16:13, verg. Exod. 20:19; Richt. 6:22,23, en Richt. 13:22.

Ge 16.13 Ex 20.19 Jud 6.22,23 13.22
Copyright information for DutKant