Genesis 33:11

12) zegen, die

Dat is, geschenk, dat aldus genoemd wordt, Joz. 15:19; en 1 Sam. 25:27, en 1 Sam. 30:26, 2 Kon. 5:15, en 2 Cor. 9:5,6; omdat het bestaat uit dingen, die door de milde zegening des HEEREN den mensen toegezonden worden, en met gelukwensing plegen gegeven en met dankzegging ontvangen te worden.

Jos 15.19 1Sa 25.27 30.26 2Ki 5.15 2Co 9.5,6

Luke 24:29

29) dwongen Hem,

Namelijk met bidden en aanhouden. Zie Gen. 33:11.

Ge 33.11
Copyright information for DutKant