Genesis 37:34

51) scheurde

Zie boven, Gen. 37:29.

Ge 37.29

52) zak om

Dat is, een zeer grof, slecht en onkostbaar kleed, [wel niet juist als een rechte zak], waarmede de ouden zich plachten te bewinden, als met een zak, tot bewijs van groten rouw en droefheid. Zie 2 Sam. 3:31; 1 Kon. 20:32, en 1 Kon. 21:27; Ps. 35:13; Klaagl. 2:10; Matth. 11:21.

2Sa 3.31 1Ki 20.32 21.27 Ps 35.13 La 2.10 Mt 11.21

53) bedreef rouw

Of, droeg; alzo 1 Sam. 15:35, en 2 Sam. 13:37.

1Sa 15.35 2Sa 13.37

54) vele dagen.

Dat is, langen tijd, meer dan men gewoon was te doen.

2 Samuel 15:30

53) olijven,

Die op den Olijfberg bij menigte stonden.

54) bewonden;

Dit waren tekenen van rouw, schaamte en vernedering. Zie ook van toedekken of verhullen des hoofds, onder, 2 Sam. 19:4; Esth. 6:12; Jer. 14:3,4; Ezech. 31:15; en van barrevoets of ongeschoeid gaan, Jes. 20:2,3,4; Jer. 2:25.

2Sa 19.4 Es 6.12 Jer 14.3,4 Eze 31.15 Isa 20.2,3,4 Jer 2.25
Copyright information for DutKant