Genesis 39:14

20) de lieden

Te weten, die buiten waren, of, intussen weder ingekomen waren, opdat zij die tot getuigen zou mogen opmaken en bereid hebben, als zij Jozef bij haar man beschuldigen zou.

21) Ziet,

Het schijnt dat zij Jozefs kleed in haar handen gehad en getoond heeft.

22) hij heeft ons

Te weten, mijn man; zij noemt niet, kwanswijs, gram op hem zijnde.

23) Hebreeuwsen

Zo noemt zij Jozef verachtelijk, om het huisgezin tegen hem op te hitsen; dewijl de Egyptenaars de Hebre‰n niet wel vermochten te lijden; zie Gen. 43:32.

Ge 43.32

24) met ons

Deze loze vrouw zegt niet, met mij, maar, met ons, alsof zij wilde zeggen: Durft hij mij dit vergen, welke schande en overlast zal hij dan de dienstmaagden niet durven aandoen?

25) luider stem;

Hebr. groter.

Micah 7:6

36) veracht den vader,

Of, onteert, acht klein, of gering.

37) mans vijanden

Of, eens mensen. Deze plaats heeft de Heere Christus gebruikt, Matth. 10:35,36; hoewel tot een ander einde.

Mt 10.35,36

38) zijn huisgenoten.

Hber. mensen, of lieden van zijn huis; dat is, die van zijn eigen huisgezin zijn hem ontrouw, verraden hem.

Copyright information for DutKant