Genesis 4:4

9) hun vet;

Hebr. hare vettigheden: versta hierdoor dat Habel geofferd heeft niet alleen het vet, maar ook het beste zijner kudde, en [zo het schijnt] een goed getal. Vet betekent dikwijls het beste in de Heilige Schrift, gelijk Num. 18:12 enz.

Nu 18.12

10) zag Habel

Dat is, Habels persoon en offerande waren God aangenaam van wege zijn geloof, ziende op de offerande des beloofden Messias. Zie Hebr. 11:4.

Heb 11.4

Genesis 13:5

Genesis 26:14

24) schapen,

Dat is, verscheidenheid van klein en groot vee; ze boven, Gen. 12:16.

Ge 12.16

25) groot

Dat is, veel werkvolk en grote bouwerij van akkers, wijngaarden, hoven, boomgaarden. Zie Job 1:3.

Job 1.3
Copyright information for DutKant