‏ Genesis 9:5

7) uwer zielen

Dat is, uwer personen of uw lichamelijk leven.

8) eisen;

Dat is, wreken, of op order van Mij ingesteld, of ook buiten dezelve.

9) aller gedierten

Zie Exod. 21:28.

Ex 21.28

10) van de hand eens iegelijken

Wie hij ook zou mogen zijn, van hogen of lagen staat, van rijk of arm, van man of vrouw, dewijl de mens zijn broeder of zuster en naaste is.

‏ Genesis 29:4

3) broeders,

Verg. boven, Gen. 19:7.

Ge 19.7

‏ Leviticus 19:17

25) broeder in uw hart niet haten;

Dat is, uwen naaste. Zie Gen. 19:7, en Gen. 29:4, of, uw landsman. Zie Exod. 2:11; 1 Sam. 30:23; Hand. 22:1, alwaar het woord broeder voor landslieden genomen wordt.

Ge 19.7 29.4 Ex 2.11 1Sa 30.23 Ac 22.1

26) naarstiglijk berispen,

Hebreeuws, bestraffende bestraffen.

27) de zonde in hem niet verdragen.

Anders, opdat gij de zonde voor hem, of, om zijnentwil niet draagt; dat is, de straf, die hij verdiend had, met hem niet draagt.

Copyright information for DutKant