Hosea 4:12

31) hout,

Dat is, houten afgod om raad en hoe het hem in het toekomende gaan zal, en die meent hij dat het hem zal kunnen voorzeggen.

32) stok zal het hem bekend maken;

Of, staf, dat is zijn afgod, waarop hij zich als op een staf verlaat. Sommigen verstaan hierdoor het hout waar de afgod Ba„l van gemaakt is, [zie Deut. 28:36]. Anderen menen dat het ziet op de manier van waarzeggen, door een stok of roede, idem, van degenen, die op vogelgeschrei acht gaven, dragende een stok in de hand.

De 28.36

33) geest der hoererijen verleidt hen,

Dat is, de duivel, die een onreine geest genoemd wordt, Zach. 13:2; Matth. 12:43; of hun verkeerde zin, hun verdorven genegenheid tot geestelijk en lichamelijk hoereren, waartoe hen de boze geest of duivel aandrijft; alzo onder Hos. 5:4. Vergelijk Rom. 1:24,28, enz.

Zec 13.2 Mt 12.43 Ho 5.4 Ro 1.24,28

34) van onder hun God weghoereren.

Of, van in plaats hun God; dat is, alzo, dat zij zich onder God, als hunnen Heere en echten man, niet willende buigen, of Hem niet onderworpen zijn, de afgoden in alle ongebondenheid nalopen, of, alzo dat zij, in plaats van hun God, vreemde goden kiezen en die aanhangen; vergelijk boven Hos. 1:2; idem Ezech. 23:5, met de aantekening. Deze manieren van spreken zijn aanmerkelijk, als uitdrukkende den aard en de eigenschap der afgoderij.

Ho 1.2 Eze 23.5

Zechariah 13:2

7) de namen

Dat is, alle afgoderij, alzo dat zij niet meer onder ulieden zal genoemd worden; verg. Ps. 16:4; Hos. 2:16.

Ps 16.4 Ho 2.17

8) afgoden,

Van het woord afgoden zie 1 Sam. 31:9.

1Sa 31.9

9) de profeten,

Te weten, de valse profeten. Anders: [hunne] profeten, te weten der afgoden.

10) den onreinen geest

Dat is, de valse leraars, die een onreine leer drijven door ingeving van den bozen onreine geest, te weten, van den duivel. Verg. 1 Joh. 4:1,2,3.

1Jo 4.1,2,3

11) zal Ik uit het land wegdoen.

Hetzij door straffe uitroeiing, Deut. 13, of door overreding tot verloochening van denzelven.

1 John 4:6

25) Wij zijn

Namelijk apostelen, en die met ons enerlei leer voorstellen.

26) uit God.

Dat is, niet alleen door den Geest Gods wedergeboren en verlicht met de kennis der waarheid; maar ook door Hem geroepen om Zijn goddelijke waarheid en mensen zuiver te prediken.

27) kent,

Namelijk recht, gelijk Hij zich in Zijn Woord geopenbaard heeft.

28) hoort ons;

Dat is, neemt onze leer aan, gelijk tevoren.

29) Hieruit kennen wij

Namelijk als men ons hoort of niet hoort.

30) den geest der waarheid,

Namelijk als men ons hoort en onze leer aanneemt.

31) den geest der dwaling.

Namelijk als men ons niet hoort. Zodat uit de leer en schriften der apostelen [gelijk ook der profeten en Evangelisten] moet geoordeeld worden omtrent waarheid of dwaling in de leer.

Copyright information for DutKant