Hosea 8:5

17) kalf, o Samaria!

Uw afgodische kalverdienst, die uwe koningen, o Samaria [die binnen u hun hof houden] gesticht en gevoed hebben.

18) [u] verstoten;

Te weten gij Isra‰lieten. De zin is, gelijk zij het goede van zich verstoten hebben, [boven Hos. 8:3,] zo zal het kwaad, dat zij verkoren hebben, te weten de afgoderij, hun uit hun land verstoten; dat is, de oorzaak daarvan zijn. Anders: uw kalf heeft [u] verlaten. Moetende zelf als in gevangenschap het land uitgevoerd worden. Zie onder Hos. 10:6. Of aldus, Hij [de Heere] heeft uw kalf, o Samaria, verstoten, gelijk gij zijn goed verstoten hebt, alzo verstoot Hij uw kwaad.

Ho 8.3 10.6

19) reinigheid

Vergelijk Jer. 13:27.

Jer 13.27

20) verdragen?

Of, vermogen. Het kan ook een afgebroken rede zijn, uit verdriet en toornigheid, aldus: Hoelang zullen zij gene reinheid kennen; te weten bekomen, doen, plegen?

Copyright information for DutKant