Isaiah 13:21-22

66) de wilde dieren

Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk wildernissen, en hier zodanige dieren, die in de wildernissen of in dorre woeste plaatsen zich ophouden. Zie Jer. 50:39.

Jer 50.39

67) met schrikkelijke

Of, schadelijke dieren. Het Hebreeuwse woord betekent zulke dieren, die de mensen ach en wee doen roepen van bangheid. Anders: dieren die een droevig geluid maken.

68) de jonge

Hebreeuws, de dochters der struisen. Zie de aantekening Lev. 11:16, en Job 30:29.

Le 11.16 Job 30.29

69) de duivelen

Zie Lev. 17:7, alsook 2 Kron. 11:15; Openb. 18:2.

Le 17.7 2Ch 11.15 Re 18.2
70) wilde dieren

Het Hebreeuwse woord heeft zijnen naam van eilanden, maar wat het eigenlijk voor dieren geweest zijn, is onzeker. Sommigen hebben hier [vogels] uit de eilanden; anders: wilde dieren uit de eilanden; anderen meerkatten, of wilde katten; anderen uilen, omdat die gaarne in woeste, verlaten, vervallen huizen en plaatsen zich ophouden. Dit woord is ook Jer. 50:39.

Jer 50.39

71) in zijn

Te weten, van den koning van Babel.

72) verlaten

Of, weduwlijke; dat is, verlaten of ledige plaatsen, of, gelijk enige paleizen, door verwisseling van de letter resch in de letter lamed; gelijk het is Jes. 34:13.

Isa 34.13

73) elkander

Of, elkander toeschreeuwen. Hebreeuws, antwoorden.

74) haar tijd

Te weten, de tijd van de stad Babel. En versta hier dien tijd, in welken het verderf der stad en van het rijk van Babylon beginnen zou, alsook het begin van den tijd van de verlossing der Joden uit hunne tirannie. Er zijn tot de vervulling dezer profetie verlopen omtrent tweehonderd jaren.

Isaiah 34:11

37) de roerdomp

De zin is: Hun land zal in den grond zo verwoest en verdorven worden, dat er niets dan wilde en verschrikkelijke dieren in wonen zullen. Zie Jes. 14:23, alwaar van deze en dergelijke ondieren ook gesproken wordt, gelijk ook Lev. 11:17.

Isa 14.23 Le 11.17

38) Hij

Te weten de Heere.

39) zal een richtsnoer

Dat is, Hij zal hen meten om te verderven. Zie 2 Kon. 21:13, en de aantekening aldaar.

2Ki 21.13

40) een richtlood

Hebreeuws, stenen der ledigheid; dat is een meetsnoer waar een steen aan hangt; Zach. 4:10 staat, een steen des tins; dat is, een meetsnoer waar een tinnen gewicht aan hangt; en een richtlood der woestheid, of der ledigheid; dat is, tot een teken dat zij ledig en woest zullen gemaakt worden.

Zec 4.10
Copyright information for DutKant