Isaiah 13:8
31) zij zullen Te weten de Babylonirs en hunne aanhangers. 32) een iegelijk Of, de een zal zich over, of met den anderen verwonderen. 33) hun aangezichten Dat is, hunne aangezichten zullen zo rood zijn als vuur, te weten van schaamte, namelijk omdat zij, die tevoren zulke helden geweest zijn, die over de gehele wereld hebben willen heersen, van de Perzen en Meden, die tevoren zozeer niet geacht waren, zouden overheerd en verslagen worden. Doch anderen verstaan dit alzo, dat de aangezichten der Perzen en der Meden als vuurvlammen zouden zijn, dat is vol toorn en gramschap, dorstende naar het bloed der Babylonirs, hetwelk de roodheid hunner aangezichten zou te kennen geven. Hosea 11:10-11
31) HEERE achterna wandelen, Jezus Christus, den Messias, hun Hoofd en Koning. Vergelijk boven Hos. 3:5. Ho 3.5 32) brullen als een leeuw, Door de openbare, klare en heldere predikatie van het Evangelie, waardoor Hij zijne uitverkorenen [gelijk een leeuw zijne jongen] bijeen zal roepen, gelijk volgt. Vergelijk Jes. 27:13; Amos 3:8; idem, waardoor Hij niet alleen den zijnen zijn genadewerk zal verkondigen, maar ook zijnen en zijner kerken vijanden, zijne wraak en overwinning, voornamelijk van alle geestelijke vijanden, die Hij, als de rechte leeuw van Juda, zal overwinnen en in triomf voeren. Zie Gen. 49:9; Col. 2:15; Openb. 5:5, en vergelijk wijders Jes. 31:4,5; Jol. 3:16; Amos 1:2. Isa 27.13 Am 3.8 Ge 49.9 Col 2.15 Re 5.5 Isa 31.4,5 Joe 3.16 Am 1.2 33) kinderen Dat is, uitverkorenen, die hem de Vader gegeven heeft; Joh. 17:6; Hebr. 2:13. Joh 17.6 Heb 2.13 34) van de zee af Hebreeuws, zullen sidderen, of beven van de zee [of, het westen] af; dat is sidderende aankomen tot zijne en zijner kerken gemeenschap. Vergelijk Jes. 24:14, en Jes. 49:12, boven Hos. 3:5, en zie de aantekening. Alzo in Hos. 11:11. Aangaande de manier van spreken, sidderen, of beven, voor sidderende gaan, komen, enz. Vergelijk 1 Sam. 13:7, en 1 Sam. 16:4. Isa 24.14 49.12 Ho 3.5 11.11 1Sa 13.7 16.4 35) vogeltje Dat snellijk vliegt naar zijn aas, of nest, of den strik ontvliedt. 36) Egypte, Dat is, in alle plaatsen, waar zij verstrooid zijn, zullen zij zich met ijver begeven tot dien, die hen verlost uit geestelijk Egypte en Assyri, dat is, de slavernij des duivels en der zonde. Vergelijk Jes. 27:13; Zach. 10:10. Isa 27.13 Zec 10.10 37) duif Zie Jes. 60:8. Isa 60.8 38) wonen in hun huizen, Dat is, [naar den stijl der profeten]. Ik zal hen planten in mijne kerk, en door Christus geven rust en vrede in hunne conscientin, en na dit leven, hunne plaats in de hemelse woonsteden. Zie boven Hos. 2:13,17, met de aantekening en onder Hos. 12:10. Ho 2.14,18 12.9 Micah 7:17
85) stof lekken, als de slang; Tot een teken van de uiterste vrees en onderwerping, zijnde hun pracht en hoogmoed als ter aarde nedergeworpen, gelijk men in de Oosterse landen zich placht ter aarde neder te buigen, tot een teken van onderwerping en nederigheid. Zie Ps. 72:9, met de aantekening, en verg. Jes. 49:23, alwaar desgelijks gezegd wordt van de bekeerde heidenen. Ps 72.9 Isa 49.23 86) kruipende dieren der aarde, Of, slangen, wormen der aarde, enz. Zie Deut. 32:24 met de aantekening. De 32.24 87) zich beroeren uit hun sloten; Dat is, met beroerte, al vrezende, bevende en kruipende uit hunne sloten, of vaste, besloten plaatsen voortkomende [verg. 2 Sam. 22:46; Ps. 18:46, met de aantekening] gelijk slangen, of andere kruipende dieren, uit hare holen voortkruipen. 2Sa 22.46 Ps 18.45 88) met vervaardheid komen tot den HEERE, onzen God, Hebr. zij zullen vervaard zijn, of vrezen tot den Heere, enz. gelijk Hos. 3:5; zie aldaar, en verg. Hos. 11:10,11. Anders: zij zullen vrezen, of vervaard zijn voor den Heere, enz. Ho 3.5 11.10,11 89) U vrezen. Versta, [veranderende den persoon, gelijk elders] God zelf, den Messias, dien den profeet met opheffing des harten en verwondering aanspreekt, gelijk in het volgende; of de kerk, met de heerlijkheid en macht van haar Hoofd begenadigd zijnde; verg. Jes. 19:16,17,18, enz. met de aantekening. Isa 19.16,17,18
Copyright information for
DutKant